Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ziet, [1]Mijn Knecht, [2]Dien Ik ondersteun, Mijn Uitverkorene, [in Denwelken] Mijn ziel een welbehagen heeft! Ik heb [3]Mijn geest op Hem gegeven; [4]Hij zal het recht [5]den heidenen [6]voortbrengen. 1. Dit spreekt God de Vader van zijnen Zoon Christus, dien Hij zijnen knecht noemt, te dien aanzien, dat Christus, als onze Middelaar, de gedaante eens knechts heeft aangenomen. Vergelijk hfdst.53 vs.11; Matth.12:18; Fillip.2:6,7,8. 2. Dat is, dien Ik versterk, dat Hij niet bezwijke onder den onverdragelijken last mijns toorns, die Hij een tijdlang gevoelen moet om uwe zonden [voor welke Hij zichzelven heeft overgegeven] uit te delgen en te verzoenen. 3. Te weten de gaven des Heiligen Geestes, die Hij van node heeft om het Middelaarsambt te verrichten; zie hfdst.11 vs.2; Matth.3:16. 4. Dat is, Hij zal de rechte leer van de zaligheid der mensen, door de predikatie van het heilige Evangelie, den heidenen voordragen en hen alzo tot zijne gehoorzaamheid en tot hunne zaligheid brengen. 5. Of, den volken, zo den Joden als den heidenen. Zie Rom.1:16. 6. Te weten uit den schoot des Vaders; Joh.1:18. Dit zal Hij doen ten dele in eigen persoon, ten dele door zijne apostelen en andere leraars van het heilige Evangelie.