Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ik, de HEERE, heb [22]U [23]geroepen [24]in gerechtigheid, en [25]Ik zal [u] bij uw hand grijpen; en [26]Ik zal u behoeden, en Ik zal u geven [27]tot een Verbond des volks, [28]tot een Licht der heidenen. 22. O mijn Zoon Jezus Christus. 23. Te weten tot een Middelaar. 24. Of, met gerechtigheid; dat is op behoorlijke wijze, want Gij hebt U goedwillig tot het middelaarsambt overgegeven; zie Ps.40:9; Hebr.10:7. Of, met gerechtigheid; dat is, achtervolgens mijne beloften, die Ik door de patriarchen en profeten mijn volk dikwijls gedaan heb. 25. Dat is, Ik zal u bijstaan, mits u gevende noodwendige krachten tot uitvoering van uw middelaarsambt. 26. Alzo dat Gij voor den bestemden tijd niet onderdrukt wordt, alsook dat Gij in de overgrote pijn niet bezwijkt. 27. Dat is, tot een Middelaar des verbonds, namelijk des genadeverbonds, hetwelk Ik met Abraham en zijn zaad gemaakt heb. Dit verbond zult Gij bevestigen; te weten alzo, dat door U mijn volk met mij zal worden verzoend en voorts alle volken in een verbond zullen verenigd worden, niet alleen de Israelieten, maar ook de heidenen, gelijk straks volgt. 28. Dat is, opdat Gij hen verlicht met de zaligmakende kennis Gods en van hunnen Zaligmaker, waardoor de uitverkorenen onder alle natien zullen verheugd worden. Want gelijk het licht den mens naar het lichaam verheugt en verkwikt, alzo verheugt de kennis van Christus het gemoed der kinderen Gods innerlijk. Vergelijk hfdst.9 vs.1, en hfdst.49 vs.6; Luk.3:32; Hand.13:47, en Hand.16:34.