, [], Whether the foreknowledge of merits is the cause of predestination?
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want als [de kinderen] [36]nog niet geboren waren, [37]noch iets goeds of kwaads gedaan hadden, opdat [38]het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is, [vast] bleve, niet uit de werken, maar [39]uit den Roepende; 36. Dat is, nog in het lichaam van de moeder waren; Gen.25:22,23. 37. Namelijk waardoor zij van elkander konden worden onderscheiden; want anderszins waren zij alrede in zonden ontvangen, en in het lichaam der moeder levende, toen dit goddelijke antwoord over hen geschiedde. Zodat God op het geloof in hen niet heeft gezien, dewijl de ware gelovigen niet kunnen gezegd worden den ongelovigen gelijk te zijn, alzo zij, door den Geest Gods geheiligd zijnde, beter zijn dan de ongelovigen; hfdst.5 vs.19. 38. Dat is, het genadige besluit van God, van sommigen uit het menselijke geslacht in Christus te verkiezen; Ef.1:4. Of, opdat het voornemen, dat naar de verkiezing Gods is, vast bleve. 39. Dat is, uit de onverdiende genade en gunst van God, die degenen, die Hij uitverkoren heeft, ook krachtiglijk roept en tot het geloof en de godzaligheid brengt, hfdst.8 vs.30; 2 Tim.1:9. Zie ook Gal.5:8; 1 Thess.2:12. Zo is het dan niet uit het geloof, want hetzelve is niet in den roependen God, maar in den geroepen mens.