Aantekeningen bij de Bijbel: Jesaja 41:28

Jesaja 41:28

SV	Want Ik zag toe, maar er was niemand, zelfs onder dezen, maar er was geen raadgever, dat Ik hen zou vragen, en zij Mij antwoord geven zouden.
WLC	וְאֵ֙רֶא֙ וְאֵ֣ין אִ֔ישׁ וּמֵאֵ֖לֶּה וְאֵ֣ין יֹועֵ֑ץ וְאֶשְׁאָלֵ֖ם וְיָשִׁ֥יבוּ דָבָֽר׃
Trans.	wə’ēre’ wə’ên ’îš ûmē’ēlleh wə’ên ywō‘ēṣ wə’ešə’ālēm wəyāšîḇû ḏāḇār:

Algemeen

In dit vers benadrukt God nogmaals de onmacht van de afgoden en de nutteloosheid van menselijke wijsheid in vergelijking met Zijn soevereiniteit. Hij stelt dat er niemand is – noch een mens, noch een afgod – die raad kan geven of antwoord kan geven op Zijn vragen. Dit vers past in de bredere context van Jesaja 41, waar God een rechtszaak voert tegen de afgoden en laat zien dat alleen Hij de enige ware God is.

Want Ik zag toe, maar er was niemand, zelfs onder dezen, maar er was geen raadgever, dat Ik hen zou vragen, en zij Mij antwoord geven zouden.

Want Ik zag toe, maar er was niemand, Dit betekent dat God rondkeek en niemand vond die in staat was om de rol van een ware God of raadgever te vervullen. Geen mens en geen afgod kon de vragen die God stelde beantwoorden of daarover raad geven.
onder dezen … er was geen raadgever, "Onder dezen" verwijst naar de afgoden en hun aanhangers. God verklaart dat er niemand is onder hen die wijsheid bezit of de macht heeft om Hem te begeleiden of te adviseren.

raadgever, In de oudheid werd goddelijke wijsheid vaak gezocht via orakels of afgoden. Dit gedeelte laat zien dat dergelijke praktijken nutteloos zijn omdat alleen de ware God raad en leiding kan geven.

dat Ik hen zou vragen, en zij Mij antwoord geven zouden, Dit benadrukt de stilte en onmacht van de afgoden en menselijke wijsheid. Terwijl God vragen stelt die alleen een soevereine en alwetende God kan beantwoorden, blijven de afgoden en hun volgelingen zwijgen omdat ze niets te bieden hebben.