Mattheus 4:25 | En vele scharen volgden Hem na, van Galilea en [van] Dekapolis, en [van] Jeruzalem, en [van] Judea, en [van] over de Jordaan. |
Mattheus 5:1 | En [Jezus], de schare ziende, is geklommen op een berg, en als Hij nedergezeten was, kwamen Zijn discipelen tot Hem. |
Mattheus 7:28 | En het is geschied, als Jezus deze woorden geeindigd had, [dat] de scharen zich ontzetten over Zijn leer; |
Mattheus 8:1 | Toen Hij nu van den berg afgeklommen was, zijn Hem vele scharen gevolgd. |
Mattheus 8:18 | En Jezus, vele scharen ziende rondom Zich, beval aan de andere zijde over te varen. |
Mattheus 9:8 | De scharen nu [dat] ziende, hebben zich verwonderd, en God verheerlijkt, die zodanige macht den mensen gegeven had. |
Mattheus 9:23 | En als Jezus in het huis des oversten kwam, en zag de pijpers en de woelende schare, |
Mattheus 9:25 | Als nu de schare uitgedreven was, ging Hij in, en greep haar hand; en het dochtertje stond op. |
Mattheus 9:33 | En als de duivel uitgeworpen was, sprak de stomme. En de scharen verwonderden zich, zeggende: Er is nooit desgelijks in Israel gezien! |
Mattheus 9:36 | En Hij, de scharen ziende, werd innerlijk met ontferming bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid waren, gelijk schapen, die geen herder hebben. |
Mattheus 11:7 | Als nu dezen heengingen, heeft Jezus tot de scharen begonnen te zeggen van Johannes: Wat zijt gij uitgegaan in de woestijn te aanschouwen? Een riet, dat van den wind ginds en weder bewogen wordt? |
Mattheus 12:15 | Maar Jezus, [dat] wetende, vertrok van daar, en vele scharen volgden Hem, en Hij genas ze allen. |
Mattheus 12:23 | En al de scharen ontzetten zich, en zeiden: Is niet Deze de Zoon van David? |
Mattheus 12:46 | En als Hij nog tot de scharen sprak, ziet, Zijn moeder en broeders stonden buiten, zoekende Hem te spreken. |
Mattheus 13:2 | En tot Hem vergaderden vele scharen, zodat Hij in een schip ging en nederzat, en al de schare stond op den oever. |
Mattheus 13:34 | Al deze dingen heeft Jezus tot de scharen gesproken door gelijkenissen, en zonder gelijkenis sprak Hij tot hen niet. |
Mattheus 13:36 | Toen nu Jezus de scharen [van Zich] gelaten had, ging Hij naar huis. En Zijn discipelen kwamen tot Hem, zeggende: Verklaar ons de gelijkenis van het onkruid des akkers. |
Mattheus 14:5 | En willende hem doden, vreesde hij het volk, omdat zij hem hielden voor een profeet. |
Mattheus 14:13 | En [als] Jezus [dit] hoorde, vertrok Hij van daar te scheep, naar een woeste plaats alleen; en de scharen, [dat] horende, zijn Hem te voet gevolgd uit de steden. |
Mattheus 14:14 | En Jezus uitgaande, zag een grote schare, en werd innerlijk met ontferming over hen bewogen, en genas hun kranken. |