H1167 בַּעַל
eigenaar, echtgenoot, heer

Bijbelteksten

Spreuken 29:22Een toornig man verwekt gekijf; en de grammoedige is veelvoudig in overtreding.
Spreuken 31:11[Beth.] Het hart haars heren vertrouwt op haar, zodat hem geen goed zal ontbreken.
Spreuken 31:23[Nun.] Haar man is bekend in de poorten, als hij zit met de oudsten des lands.
Spreuken 31:28[Koph.] Haar kinderen staan op, en roemen haar welgelukzalig; [ook] haar man, en hij prijst haar, [zeggende:]
Prediker 5:10Waar het goed vermenigvuldigt, daar vermenigvuldigen ook die het eten; wat nuttigheid hebben dan de bezitters daarvan, dan het gezicht hunner ogen?
Prediker 5:12Er is een kwaad, dat krankheid aanbrengt, [hetwelk] ik zag onder de zon: rijkdom van zijn bezitters bewaard tot hun eigen kwaad.
Prediker 7:12Want de wijsheid is tot een schaduw, [en] het geld is tot een schaduw; maar de uitnemendheid der wetenschap is, dat de wijsheid haar bezitters het leven geeft.
Prediker 8:8Er is geen mens, die heerschappij heeft over den geest, om den geest in te houden; en hij heeft geen heerschappij over den dag des doods; ook geen geweer in dezen strijd; ook zal de goddeloosheid haar meesters niet verlossen.
Prediker 10:11Indien de slang gebeten heeft, eer der bezwering geschied is, dan is er geen nuttigheid voor den allerwelsprekendsten bezweerder.
Prediker 10:20Vloek den koning niet, zelfs in uw gedachten, en vloek den rijke niet in het binnenste uwer slaapkamer; want het gevogelte des hemels zou de stem wegvoeren, en het gevleugelde zou het woord te kennen geven.
Prediker 12:11De woorden der wijzen zijn gelijk prikkelen, en gelijk nagelen, diep ingeslagen [van] de meesters der verzamelingen, [die] gegeven zijn van den enigen Herder.
Jesaja 1:3Een os kent zijn bezitter, en een ezel de krib zijns heren; [maar] Israel heeft geen kennis, Mijn volk verstaat niet.
Jesaja 16:8Want de velden van Hesbon zijn verflauwd, [ook] de wijnstok van Sibma, de heren der heidenen hebben zijn uitgelezen planten verpletterd; zij reiken tot Jaezer toe, zij dwalen [door] de woestijn; hun scheuten zijn uitgespreid, zij zijn gegaan over zee.
Jesaja 41:15Ziet, Ik heb u tot een scherpe nieuwe dorsslede gesteld, die scherpe pinnen heeft; gij zult bergen dorsen en vermalen, en heuvelen zult gij stellen gelijk kaf.
Jesaja 50:8Hij is nabij, Die Mij rechtvaardigt, wie zal met Mij twisten? Laat ons te zamen staan; wie heeft een rechtzaak tegen Mij? hij kome herwaarts tot Mij.
Jeremia 37:13Als hij in de poort van Benjamin was, zo was daar de wachtmeester, wiens naam was Jerija, de zoon van Selemja, den zoon van Hananja; die greep den profeet Jeremia, zeggende: Gij wilt tot de Chaldeen vallen!
Daniel 8:6En hij kwam tot den ram, die de twee hoornen had, dien ik had zien staan voor den vloed; en hij liep op hem aan in de grimmigheid zijner kracht.
Daniel 8:20De ram met de twee hoornen, dien gij gezien hebt, zijn de koningen der Meden en der Perzen.
Joel 1:8Kermt, als een jonkvrouw, die met een zak omgord is vanwege den man van haar jeugd.
Nahum 1:2Een ijverig God en een wreker is de HEERE, een wreker is de HEERE, en zeer grimmig; een wreker is de HEERE aan Zijn wederpartijders, en Hij behoudt [den toorn] Zijn vijanden.

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin