H2416 חַי
dieren, gedierte, dier(en), leven (ww), leven (zn), levend

Bijbelteksten

Leviticus 14:51Dan zal hij dat cederenhout, en dien hysop, en het scharlaken, en den levenden vogel nemen, en zal die in het bloed des geslachten vogels en in het levende water dopen; en hij zal dat huis zevenmaal besprengen.
Leviticus 14:52Zo zal hij dat huis ontzondigen met het bloed des vogels, en met dat levend water, en met den levenden vogel, en met dat cederenhout, en met den hysop, en met het scharlaken.
Leviticus 14:53Den levenden vogel nu zal hij tot buiten de stad, in het open veld, laten vliegen; zo zal hij over het huis verzoening doen, en het zal rein zijn.
Leviticus 15:13Als hij nu, die den vloed heeft, van zijn vloed gereinigd zal zijn, zo zal hij tot zijn reiniging zeven dagen voor zich tellen, en zijn klederen wassen, en hij zal zijn vlees met levend water baden, zo zal hij rein zijn.
Leviticus 16:10Maar de bok, op denwelken het lot zal gekomen zijn, om een weggaande bok te zijn, zal levend voor het aangezicht des HEEREN gesteld worden, om door hem verzoening te doen; opdat men hem als een weggaanden bok naar de woestijn uitlate.
Leviticus 16:20Als hij nu zal geëindigd hebben van het heilige, en de tent der samenkomst, en het altaar te verzoenen, zo zal hij dien levenden bok toebrengen.
Leviticus 16:21En Aaron zal beide zijn handen op het hoofd van den levenden bok leggen, en zal daarop al de ongerechtigheden der kinderen Israëls, en al hun overtredingen, naar al hun zonden, belijden; en hij zal die op het hoofd des boks leggen, en zal [hem] door de hand eens mans, die voorhanden is, naar de woestijn uitlaten.
Leviticus 17:13Een ieder ook van de kinderen Israels en van de vreemdelingen, die als vreemdelingen in het midden van hen verkeren, die enig wild gedierte, of gevogelte, dat gegeten wordt, in de jacht gevangen zal hebben; die zal deszelfs bloed vergieten, en zal dat met stof bedekken.
Leviticus 18:18Gij zult ook geen vrouw tot haar zuster nemen, om [haar] te benauwen, mits haar schaamte nevens haar, in haar leven, te ontdekken.
Leviticus 25:7Mitsgaders voor uw vee, en voor het gedierte, dat in uw land is, zal al de inkomst daarvan tot spijze zijn.
Leviticus 26:6Ook zal Ik vrede geven in het land, dat gij zult te slapen liggen, en niemand zij, die verschrikke; en Ik zal het boos gedierte uit het land doen ophouden, en het zwaard zal door uw land niet doorgaan.
Leviticus 26:22Want Ik zal onder u zenden het gedierte des velds, hetwelk u beroven, en uw vee uitroeien, en u verminderen zal; en uw wegen zullen woest worden.
Numeri 14:21Doch zekerlijk, [zowaarachtigals] Ik leef, zo zal de ganse aarde met de heerlijkheid des HEEREN vervuld worden!
Numeri 14:28Zeg tot hen: [Zowaarachtigals] Ik leef, spreekt de HEERE, indien Ik ulieden zo niet doe, gelijk als gij in Mijn oren gesproken hebt!
Numeri 16:30Maar indien de HEERE wat nieuws zal scheppen, en het aardrijk zijn mond zal opendoen, en verslinden hen met alles wat hunner is, en zij levend ter helle zullen nedervaren; alsdan zult gij bekennen, dat deze mannen de HEERE getergd hebben.
Numeri 16:33En zij voeren neder, zij en alles wat hunner was, levend ter helle; en de aarde overdekte hen, en zij kwamen om uit het midden der gemeente.
Numeri 16:48En hij stond tussen de doden en tussen de levenden; alzo werd de plaag opgehouden.
Numeri 19:17Voor een onreine nu zullen zij nemen van het stof des brands der ontzondiging, en daarop levend water doen in een vat.
Numeri 35:3En die steden zullen zij hebben om te bewonen; maar hun voorsteden zullen zijn voor hun beesten, en voor hun have, en voor al hun gedierte,
Deuteronomium 4:4Gij daarentegen, die den HEERE, uw God, aanhingt, gij zijt heden allen levende.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken