H8269 שַׂר
governor, ruler, prince, chief, , keeper, captain
Spreuken 19:10 | De weelde staat een zot niet wel; hoeveel te min een knecht te heersen over vorsten! |
Spreuken 28:2 | Om de overtreding des lands zijn deszelfs vorsten vele; maar om verstandige [en] wetende mensen zal insgelijks verlenging wezen. |
Prediker 10:7 | Ik heb knechten te paard gezien, en vorsten, gaande als knechten op de aarde. |
Prediker 10:16 | Wee u, land! welks koning een kind is, en welks vorsten tot in den morgenstond eten! |
Prediker 10:17 | Welgelukzalig zijt gij, land! welks koning een zoon der edelen is, en welks vorsten ter rechter tijd eten, tot sterkte en niet tot drinkerij. |
Jesaja 1:23 | Uw vorsten zijn afvalligen, en metgezellen der dieven, een ieder van hen heeft de geschenken lief, en zij jagen de vergeldingen na; den wezen doen zij geen recht, en de twistzaak der weduwen komt voor hen niet. |
Jesaja 3:3 | Den overste van vijftig, en den aanzienlijke, en den raadsman, en den wijze onder de werkmeesters, en dien, die kloek ter tale is. |
Jesaja 3:4 | En Ik zal jongelingen stellen [tot] hun vorsten, en kinderen zullen over hen heersen; |
Jesaja 3:14 | De HEERE komt ten gerichte tegen de oudsten Zijns volks en deszelfs vorsten, want gijlieden hebt dezen wijngaard verteerd; de roof des ellendigen is in uwe huizen. |
Jesaja 9:5 | Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst; |
Jesaja 10:8 | Want hij zegt: Zijn niet mijn vorsten al te zamen koningen? |
Jesaja 19:11 | Gewisselijk, de vorsten van Zoan zijn dwazen, de raad der wijzen, der raadgevers van Farao, is onvernuftig geworden; hoe kunt gijlieden [dan] zeggen tot Farao; Ik ben een zoon der wijzen, een zoon der oude koningen? |
Jesaja 19:13 | De vorsten van Zoan zijn zot geworden, de vorsten van Nof zijn bedrogen; zij zullen ook Egypte doen dwalen, [tot] den uitersten hoek zijner stammen. |
Jesaja 21:5 | Bereid de tafel, zie toe, gij wachter! eet, drink; maakt u op, gij vorsten, bestrijkt het schild! |
Jesaja 23:8 | Wie heeft dit beraadslaagd over Tyrus, die kronende [stad], welker kooplieden vorsten zijn, welker handelaars de heerlijkste in het land zijn? |
Jesaja 30:4 | Wanneer zijn vorsten zullen geweest zijn tot Zoan, en zijn gezanten zullen gekomen zijn tot nabij Chanes; |
Jesaja 31:9 | En hij zal van vreze doorgaan [naar] zijn rotssteen, en zijn vorsten zullen voor de banier verschrikken, spreekt de HEERE, die te Sion vuur, en te Jeruzalem een oven heeft. |
Jesaja 32:1 | Ziet, een koning zal regeren in gerechtigheid, en de vorsten zullen heersen naar recht. |
Jesaja 34:12 | Hun edelen (doch zij zijn er niet) zullen zij [tot] het koninkrijk roepen, maar al hun vorsten zullen niets zijn. |
Jesaja 43:28 | Daarom zal Ik de oversten des heiligdoms ontheiligen, en Jakob ten ban overgeven, en Israel tot beschimpingen. |