Genesis 17:15 | Nog zeide God tot Abraham: Gij zult den naam van uw huisvrouw Sarai, niet Sarai noemen; maar haar naam zal zijn Sara. |
Genesis 17:17 | Toen viel Abraham op zijn aangezicht, en hij lachte; en hij zeide in zijn hart: Zal een, die honderd jaren oud is, [een kind] geboren worden; en zal Sara, die negentig jaren oud is, baren? |
Genesis 17:19 | En God zeide: Voorwaar, Sara, uw huisvrouw, zal u een zoon baren, en gij zult zijn naam noemen Izak; en Ik zal Mijn verbond met hem oprichten, tot een eeuwig verbond zijn zade na hem. |
Genesis 17:21 | Maar Mijn verbond zal Ik met Izak oprichten, dien u Sara op dezen gezetten tijd in het andere jaar baren zal. |
Genesis 18:6 | En Abraham haastte zich naar de tent tot Sara, en hij zeide: Haast u; kneed drie maten meelbloem, en maak koeken. |
Genesis 18:9 | Toen zeiden zij tot hem: Waar is Sara, uw huisvrouw? En hij zeide: Ziet, in de tent. |
Genesis 18:10 | En Hij zeide: Ik zal voorzeker weder tot u komen, omtrent dezen tijd des levens; en zie, Sara, uw huisvrouw, zal een zoon hebben! En Sara hoorde het aan de deur der tent, welke achter Hem was. |
Genesis 18:11 | Abraham nu en Sara waren oud, [en] wel bedaagd; het had Sara opgehouden te gaan naar de wijze der vrouwen. |
Genesis 18:12 | Zo lachte Sara bij zichzelve, zeggende: Zal ik wellust hebben, nadat ik oud geworden ben, en mijn heer oud is? |
Genesis 18:13 | En de HEERE zeide tot Abraham: Waarom heeft Sara gelachen, zeggende: Zou ik ook waarlijk baren, nu ik oud geworden ben? |
Genesis 18:14 | Zou iets voor den HEERE te wonderlijk zijn? Ter gezetter tijd zal Ik tot u wederkomen, omtrent dezen tijd des levens, en Sara zal een zoon hebben! |
Genesis 18:15 | En Sara loochende het, zeggende: Ik heb niet gelachen; want zij vreesde. En Hij zeide: Neen! maar gij hebt gelachen. |
Genesis 20:2 | Als nu Abraham van Sara, zijn huisvrouw, gezegd had: Zij is mijn zuster, zo zond Abimelech, de koning van Gerar, en nam Sara weg. |
Genesis 20:14 | Toen nam Abimelech schapen en runderen, ook dienstknechten en dienstmaagden, en gaf dezelve aan Abraham; en hij gaf hem Sara zijn huisvrouw weder. |
Genesis 20:16 | En tot Sara zeide hij: Zie, ik heb uw broeder duizend zilverlingen gegeven; zie, hij zij u een deksel der ogen, allen, die met u zijn, ja, bij allen, en wees geleerd. |
Genesis 20:18 | Want de HEERE had al de baarmoeders van het huis van Abimelech ganselijk toegesloten, ter oorzake van Sara, Abrahams huisvrouw. |
Genesis 21:1 | En de HEERE bezocht Sara, gelijk als Hij gezegd had; en de HEERE deed aan Sara, gelijk als Hij gesproken had. |
Genesis 21:2 | En Sara werd bevrucht, en baarde Abraham een zoon in zijn ouderdom, ter gezetter tijd, dien hem God gezegd had. |
Genesis 21:3 | En Abraham noemde den naam zijns zoons, dien hem geboren was, dien hem Sara gebaard had, Izak. |
Genesis 21:6 | En Sara zeide: God heeft mij een lachen gemaakt; al die het hoort, zal met mij lachen. |