Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
anomia, zn. vrl.; afgeleid van ἄνομος G459;
1) wetteloosheid, wetteloos gedrag, als tegengestelde van δικαιοσύνη G1343 (Herodotus Historicus 1.96, 97), ongerechtigheid (Mat. 7:23; 13:41; 23:28; 24:12; Rom. 6:19; 2 Cor. 6:14; 2 Thes. 2:3, 7; Tit. 2:14; Hebr. 1:9; 1 Joh. 3:4); 1b) daden of uitingen van wetteloosheid (Rom. 4:7; Hebr. 10:17); 2) de ontkenning van de wet, als tegengestelde van νόμος G3551 (Demosthenes Orator 24.152);
Derhalve een synoniem van ἄνομος G459 en ἁμάρτημα G265;
Voor meer informatie: G. Abbott-Smith's A Manual Greek Lexicon of the New Testament (New York: Scribner's, 1922)
ἀνομία, -ας, ἡ (< ἄνομος), [in LXX for עָוֺן H5771, פֶּשַׁע H6588, תּוֹעֵבָה H8441, רֶשַׁע H7562, etc.;] lawlessness, iniquity: Mt 7:23 13:41 23:28 24:12, Ro 6:19, II Co 6:14, II Th 2:3, 7, Tit 2:14, He 1:9, I Jn 3:4; in pl. (as LXX, Ps 31:1, al.; v. Bl., § 32, 6; Swete, Mk., 153), of acts or manifestations of lawlessness: Ro 4:7(LXX), He 10:17.†SYN.: v.s. ἁμάρτημα G265, ἄνομος G459.
Voor meer informatie: Henry George Liddell, Robert Scott, A Greek-English Lexicon (1940)
ἀνομ-ία,Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!