G5103_Τίτος
Titus
Taal: Grieks

Onderwerpen

Titus,

Statistieken

Komt 13x voor in 4 Bijbelboeken.

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.

Woordstudie

'Titos, m van Latijnse oorsprong maar betekenis is onzeker


Titus = "verpleger" (?)  1) een gelovige uit de heidenen en metgezel van Paulus op sommige van zijn reizen. Sommigen denken dat Titus de broer was van Lukas, wat het zwijgen in Handelingen zou doen verklaren.


Bronnen

Lexicon G. Abbott-Smith

Voor meer informatie: G. Abbott-Smith's A Manual Greek Lexicon of the New Testament (New York: Scribner's, 1922)

Τίτος, -ου, ὁ Titus; 1. St. Paul's disciple and companion: II Co 2:13 7:6, 13, 14 8:6, 16, 23 12:18, Ga 2:1, 3, II Ti 4:10, Tit 1:4, subscr., Rec. (Τῖτος). 2. One surnamed Justus: Ac 18:7, RV (T, WH, Τίτιος).†

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken