Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
gowy, zn. mnl., mogelijk afgeleid van גֵּוָה H1465 of גְּוִיָּה H1472 "lichaam" (Gesenius, p. 162; E. Klein, p. 94); TWOT 326e; cf. het Akkad. gayum voor "clan" ie. van één lichaam (Daniel E. Fleming, “The Sim'alite gayum and the Yaminite li'mum in the Mari Archives,” Amurru 3. Paris: Editions Recherche sur les Civilisations, 2004, p. 199-212).
1) volk, natie; 1a) algemeen "volk" (Gen. 12:2; 17:6; 18:18); 1b) meer specifiek andere volken (Gen. 14:1; 48:19); 2) heidenen (Lev. 18:24; Joz. 12:23; Ps. 79:1), cf. גֹּויִ֖ם וֵאלֹהָֽיו "de heidenen en hun goden" (2 Sam. 7:23; cf. LXX εθνη και σκηνωματα) en עֲצַבֵּ֣י הַ֭גֹּויִם "de afgoden der heidenen" (Ps. 135:15). Later גּוֹיוּת "heiden, niet-gelovig" (E. Klein, p. 94) 2b) naam, חֲרֹ֥שֶׁת הַגֹּויִֽם H2800 "Harosheth-hagoyim" (Richt. 4:2); 3) (grote) groep dieren (Sef. 2:14), "zwerm sprinkhanen" (Joel 1:6);
Jiddisj
1) gajes, gewoon volk, uitschot van Hebr. gojiem (Endt, p. 37; WNT), mogelijk van Hebr. gajies H2428 "legioen, soldaten" (WNT; Beem, p. 32); 1b) "niet-Jood, Christen" (J. de Vries, Nederlands Etymologisch Woordenboek) 2) Barg. "politieagenten" (M. De Coster, Groot scheldwoordenboek), "rechercheurs", "politie in burger" (WNT)
Synoniemen en gelijksoortige woorden
חֲרֹ֥שֶׁת הַגֹּויִֽם H2800 "Harosheth-hagoyim"; Grieks ἔθνος G1484.
Literatuur
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!