Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
gēr, zn. mnl.; TWOT 330a; van גּוּר H1481;
1) vreemdeling, bijwoner (Gen. 15:13; 23:4; Ex. 2:22; 12:19; etc.).
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!