Genesis 18:8 | En hij nam boter en melk, en het kalf, dat hij toegemaakt had, en hij zette het hun voor, en stond bij hen onder dien boom, en zij aten. |
Deuteronomium 32:14 | Boter van koeien, en melk van klein vee, met het vet der lammeren en der rammen, die in Bazan weiden, en der bokken, met het vette der nieren van tarwe; en het druivenbloed, reinen wijn, hebt gij gedronken. |
Richteren 5:25 | Water eiste hij, melk gaf zij; in een herenschaal bracht zij boter. |
2 Samuel 17:29 | En honig, en boter, en schapen, en koeienkazen, brachten tot David, en tot het volk, dat met hem was, om te eten, want zij zeiden: Dit volk is hongerig, en moede, en dorstig in de woestijn. |
Job 20:17 | De stromen, rivieren, beken van honig en boter zal hij niet zien. |
Job 29:6 | Toen ik mijn gangen wies in boter, en de rots bij mij oliebeken uitgoot; |
Psalm 55:22 | Zijn mond is gladder dan boter, maar zijn hart is krijg; zijn woorden zijn zachter dan olie, maar dezelve zijn blote zwaarden. |
Spreuken 30:33 | Want de drukking der melk brengt boter voort, en de drukking van den neus brengt bloed voort, en de drukking des toorns brengt twist voort. |
Jesaja 7:15 | Boter en honig zal Hij eten, totdat Hij wete te verwerpen het kwade, en te verkiezen het goede. |
Jesaja 7:22 | En het zal geschieden, dat hij vanwege de veelheid der melk, die zij geven zullen, boter zal eten; ja, een ieder, die overgebleven zal zijn in het midden des lands, die zal boter en honig eten. |