Medicijn

Bijbelteksten

2 Koningen 20:7Daarna zeide Jesaja: Neemt een klomp vijgen; en zij namen ze, en legden ze op de zweer, en hij werd genezen.
Spreuken 3:8Het zal een medicijn voor uw navel zijn, en een bevochtiging voor uw beenderen.
Spreuken 4:22Want zij zijn het leven dengenen, die ze vinden, en een medicijn voor hun gehele vlees.
Spreuken 12:18Daar is een, die [woorden] als steken van een zwaard onbedachtelijk uitspreekt; maar de tong der wijzen is medicijn.
Spreuken 13:17Een goddeloze bode zal in het kwaad vallen; maar een trouw gezant is medicijn.
Spreuken 15:4De medicijn der tong is een boom des levens; maar de verkeerdheid in dezelve is een breuk in den geest.
Spreuken 16:24Liefelijke redenen zijn een honigraat, zoet voor de ziel, en medicijn voor het gebeente.
Spreuken 17:22Een blij hart zal een medicijn goed maken; maar een verslagen geest zal het gebeente verdrogen.
Prediker 10:4Als de geest des heersers tegen u oprijst, verlaat uw plaats niet; want het is medicijn, het stilt grote zonden.
Jesaja 38:21Jesaja nu had gezegd: Laat men nemen een klomp vijgen, en tot een pleister op het gezwel maken, en hij zal genezen.
Jeremia 46:11Ga henen op naar Gilead, en haal balsem, gij jonkvrouw, dochter van Egypte! Tevergeefs vermenigvuldigt gij de medicijnen, er is geen heling voor u.

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel