Behemoth
בְּהֵמוֹת H930 "Behemoth, Nijlpaard, Iguanodon, Olifant",

Zie ook: Dinosaurier, Nijlpaard, Olifant,

De Behemoth is één van de weinige dieren in de Bijbel die zo uitgebreid wordt beschreven en toch zoveel problemen oplevert bij de determinatie. Het woord בְּהֵמוֹת H930 (behêmôth) komen we maar één keer tegen (vs. 10; NBV vs. 15) en lijkt op een meervoudsvorm van בְּהֵמָה H929 (behêmâh) welke laatste meestal met "groot vee" of "wilde dieren" wordt vertaald. Uit de context blijkt echter dat het om een specifiek groot dier gaat. De Naardense vertaling geeft dan ook "beestbeest", terwijl zoals we zagen de SV het onvertaald laat. Andere vertalingen zoals de NBV, NBG51, GNB96 en WV95 volgen Luther na, door het woord te vertalen met "Nijlpaard".

Inhoud

Bijbel

De Behemoth wordt alleen in Job 40 beschreven (HSV):

10 Zie toch, de Behemoth, die Ik gemaakt heb, evenals u, hij eet gras zoals een rund.
11 Zie toch zijn kracht in zijn lendenen, en zijn sterkte in de spieren van zijn buik.
12 Als hij wil, is zijn staart als een ceder; de pezen van zijn dijen zijn samengevlochten.
13 Zijn beenderen zijn als staven brons; zijn gebeente is als ijzeren stangen.
14 Hij is de voornaamste van Gods werken; Hij Die hem gemaakt heeft, heeft hem zijn zwaard verschaft.
15 De bergen brengen immers voedsel voor hem voort, en alle dieren van het veld spelen daar.
16 Hij legt zich te slapen onder schaduwrijke bomen, in een schuilplaats van riet en moeras.
17 De schaduwrijke bomen bedekken hem elk met zijn schaduw; de wilgen van de beek omringen hem.
18 Zie, als de rivier wild wordt, beeft hij niet; hij blijft kalm wanneer de Jordaan opbruist tegen zijn bek.
19 Kan iemand hem bij zijn ogen vangen? Kan iemand hem met strikken de neus doorboren?

Uit de daar gegeven beschrijving is het een groot dier. Heeft een שְׁרִירֵ֥י H8306 navel (Job. 40:11) wat duidt op een zoogdier. Modernere vertalingen hebben "spieren" wat gezien het parallellisme waarschijnlijker is en wat het probleem geeft dat het dus om ieder willekeurig dier kan gaan. Hij heeft een staart als een אֶרֶז H730 ceder (vs. 12), wat eerder een aanduiding is over de stevigheid/stijfheid van deze staart dan de lengte (zoals vaak wordt betoogd), daar חָפֵץ H2654 de betekenis kan hebben van "stijf maken, strak maken". Zijn gebeente lijkt op brons (koper) en ijzer (vs. 13), een aanduiding dat deze zeer stevig zijn en niet snel breken. Het zwaard (vs. 14) geeft aan dat het dier grote slagtanden of hoornen heeft waarmee het zich kan verdedigen.

Over zijn eetgewoonten lezen we dat het een herbivoor is, want hij eet gras (vs. 10) en mogelijk herkauwt hij dit. Dit voedsel haalt hij uit de bergen (vs. 15) wat aangeeft dat het een landdier is, maar zich ook begeeft in moerasachtige plekken (vs. 16-17). Wat voor bomen de צֶאֶל H6628 zijn is onduidelijk, uit de beschrijving zijn het bomen die schaduw geven.

Tot slot wordt vermeld dat het moeilijk door een mens is te vangen of te temmen (vs. 19).


Terminologie

Behemoth zn. mnl. בְּהֵמוֹת H930 mogelijk een pluralis majestatis of pluralis intensivus van בְּהֵמָה H929 "dier, vee, beest" (P. Broers, p. 37; E. Klein, p. 65). Ook de LXX heeft θηρια "beest" (cf. Ps. 73:22; Jes. 30:6; Joel 1:20).

In het hedendaags spraakgebruik wordt met een behemoth bedoeld 1) een reusachtig dier (etymologiebank.nl, behemoth), een enorm groot beest met vier poten (woorden.org, behemoth); 2) een buitengewoon groot, onbeheersbaar geheel (woorden.org, behemoth).


Hypotheses

Geleerden zijn het niet eens over de vraag of de Behemoth die de schrijver in Job beschrijft een echt of mythologisch wezen is. Sommige beschrijvingen zouden, als ze letterlijk werden genomen, nauwelijks kunnen verwijzen naar echte dieren die vandaag de dag nog in leven zijn. Niettemin is Job poëtische literatuur en kunnen deze beschrijvingen figuurlijk zijn, in het bijzonder hyperbool (overdrijving om één of meer kenmerken te benadrukken, vergelijkbaar met een karikatuur).

Diverse geleerden hebben verschillende dieren genomineerd, waarbij vooral uitgestorven dieren. Dit is in zoverre een zwakteaanbod omdat we te weinig gegevens hebben van deze dieren hoe ze leefden en hoe gevaarlijk ze zijn. We zien dan ook, zoals bij de dinosauriërs, dat bij nieuwe gegevens snel een ander soort wordt gekozen.

Olifant

Een van de oudste verklaringen, die we zowel bij de Statenvertaling als de King James reeds als kanttekening zien, is dat de behemoth een olifant zou zijn (R. Laird Harris, “The Book of Job and Its Doctrine of God,” Grace Journal 13 (Fall 1976):20-21).

Neushoorn

Volgens sommige creationisten zou het om een uitgestorven soort neushoorn gaan (Bernard Northrup, “Light on the Ice Age,” Bible-Science Newsletter, June 1976, p. 4), de Indricotherium (Indricotherium transouralicum, ook wel Baluchitherium genoemd). Deze leefde in West-Azië gedurende het Oligoceen en wordt beschouwd als het grootste zoogdier dat ooit op het land heeft geleefd. Volgroeide exemplaren hadden een schouderhoogte van 5,5 meter en een lengte van 8,5 meter en wogen ongeveer 20 ton. De schedel was ongeveer 1,4 meter lang.

Probleem is echter dat deze niet in de IJstijd maar in het Oligoceen leefde welke – volgens de gangbare wetenschap – een tijdperk is in de geologische tijdschaal, dat duurde van 33,9 tot 23,03 miljoen jaar geleden (D.R. Prothero, p. 2). Dat in dat geval dit dier al was uitgestorven toen Job leefde. Net als bij de dinosauriërs lijkt het erop dat deze creationisten het allergrootste uitgestorven dier hebben gekozen en vervolgens die tot de behemoth hebben bestempeld.

Waterbuffel

Sommige denken aan de waterbuffel (Bubalus bubalis) en in het bijzonder de uitgestorven rivierbuffel die in Egypte en Mesopotamië voorkwam (B. Coureyer, “Qui est Behemoth?” Revue Biblique 82 (1975):418-43).

Nijlpaard

Dat het om een Nijlpaard zou gaan lezen we in Keil en Delitzsch de volgende ondersteuning, dat het nl. om een Egyptisch leenwoord p-ehe-mau, (muau), i.e., de (p) os (ehe) van het water. Het was Bochart die deze identificeerde met het Nijlpaard, Hippopotamus amphibius.

Echter de vraag is of het daadwerkelijk om dit dier gaat, nu zijn er verschillende lichaamskenmerken die overeenkomen, maar ook verschillende die niet overeenkomen. Zo zien we dat de Behemoth een staart heeft als die van een ceder, terwijl het Nijlpaard slechts een klein staartje heeft. Sommige vertalingen zoals de WV95 hebben dit omzeilt door deze staart te vertalen met "lid, penis", maar hoe indrukwekkend die ook mag zijn bij een Nijlpaard, de vergelijking met een ceder gaat toch wel mank. Ook haalt een Nijlpaard zijn voedsel niet in de bergen, maar uit de directe omgeving van het water. Ook is moeilijk te verklaren dat in de Bijbeltekst niet wordt gesproken over de karakteristieke bek en het enorme gebit van het nijlpaard.

Ook is het mogelijk dat men de Behemoth als poëtische beschrijving van het Nijlpaard moet lezen. Er zijn echter nog meer aanwijzingen dat het niet om een Nijlpaard gaat. Stelden de hierboven genoemde onderzoekers dat Behemoth een Egyptisch leenwoord p-ehe-mau zou zijn, anderen stellen dat dit helemaal niet zo is en dat er helemaal niet zo'n Egyptisch woord bestaat.


Dinosauriër

Gunkel ("Schöpfung und Chaos," p. 62) suggereert dan ook dat met de Behemoth en de Leviathan het moet gaan om een soort voorwereldlijke monsters net als de Tiamat. Met het idee dat, zoals Tolkien ooit heeft gezegd, in iedere mythe zit wel een waarheid, zijn er vooral veel creationistische onderzoekers die uitgaan dat deze voorwereldlijke monsters in werkelijkheid dinosauriërs zouden zijn geweest. Het aardige van dit soort theorieën is dat men dan direct in superlatieven gaat denken. Toen de eerste botten van dinosauriërs werden gevonden en onderzocht werd de Iguanodon als een van de eerste gevonden, en direct tot Behemoth gebombardeerd (The Magazine of Natural History and Journal of Zoology, Botany, Mineralogy, Geology and Meteorology [1835], p. 312-320), later toen men de fossielen van nog grotere dieren ontdekte, werd deze Iguanodon direct vervangen door deze grotere dieren, zoals bv. de apatosaur of de nigersaur (M.J. Paul, Journal of Creation, Vol. 24.3 p. 95).

De vraag is, zijn er wetenschappelijke onderbouwingen voor dit soort theorieën. Niet ontkent kan worden dat er vele mythes zijn over draken, welke opvallend veel lijken op dinosauriërs. Ook kan niet ontkent worden dat de afgelopen jaren DNA is gevonden van deze dieren, wat suggereert dat ze niet miljoenen jaren maar slechts tienduizenden jaren geleden zijn uitgestorven. Echter de beschrijving die deze creationisten geven, zijn vaak zeer summier en ook op een andere manier te verklaren.

Een belangrijk punt welke wordt gemist in hun theorieën, is dat God hier zelf spreekt EN kan wijzen op deze voorwereldlijke dieren, met andere woorden, op het moment dat de schrijver van Job dit opschreef hoefden deze dieren niet meer te bestaan (hoewel het 2x voorkomende הִנֵּה־נָ֣א "zie toch" (vs. 10, 11) doet vermoeden dat ze nog wel bestonden, tenzij dit geïnterpreteerd wordt om de aandacht van Job te vragen in de zin van "let op!"). Vergelijk dit met Genesis 1, ook hier is God aan het woord en was er nog geen één mens die aanwezig was.


Aangemaakt 25 september 2005, laatst bijgewerkt 7 september 2022


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!