De wet van Meden en Perzen was bekend omdat nadat deze gemaakt was die niet meer veranderd kon worden. De Angaria wetgeving was een van deze wetten.
De Meden en de Perzen zijn twee volken uit het Midden-Oosten. In de Bijbel wordt een aantal keren hun wetgeving genoemd en dan met name dat deze als onaantastbaar worden voorgesteld. De eerste keer komen we die tegen in het boek Esther als koningin Vashti wordt verbannen: Als het de koning goeddunkt, laat er dan een koninklijk besluit van hem uitgaan dat schriftelijk wordt vastgelegd in de wetten van Perzië en Medië, zodat het niet herroepbaar is, dat Vasthi niet meer bij koning Ahasveros mag komen. En laat de koning haar koninklijke waardigheid geven aan een andere vrouw, die beter is dan zij (Esth. 1:19, HSV). Later zien we in Esther nog een wet wordt uitgevaardigd, die onaantastbaar is, maar waar niet specifiek wordt vermeld dat het om een wet van Meden en Perzen gaat: Schrijft u dan zelf over de Joden zoals goed is in uw ogen, in naam van de koning, en verzegelt u het met de zegelring van de koning. Want de tekst die in naam van de koning geschreven en met de zegelring van de koning verzegeld is, kan niet herroepen worden (Esth. 8:8, HSV).
De derde keer is in het boek Daniël waarin de Perzische koning Darius een gebod uitvaardigt dat inhield dat de ingezetenen van het Perzische-Medische rijk hun verzoeken alleen nog maar tot hem mochten richten: Zo kwamen deze rijksbestuurders en stadhouders eensgezind bij de koning en zeiden het volgende tegen hem: Koning Darius, leef in eeuwigheid! Al de rijksbestuurders van het koninkrijk, de machthebbers, de stadhouders, de raadslieden en de landvoogden, zijn na onderling beraad van mening dat er een koninklijk besluit moet worden opgesteld en een verbod moet worden bekrachtigd, dat al wie binnen dertig dagen een verzoek zal richten aan welke god of mens ook, behalve aan u, o koning, in de leeuwenkuil zal worden geworpen. Nu dan, koning, stel het verbod op en onderteken het bevelschrift, dat niet veranderd mag worden, volgens de wet van Meden en Perzen, die niet mag worden herroepen. Daarop ondertekende koning Darius het bevelschrift en verbod (Dan. 6:7-10, HSV).
Herodotos (Historiën i.133) schreef dat de Perzen de gewoonte hadden dat, als ze dronken zijn, over de belangrijkste aangelegenheden te beraadslagen en als ze in die discussie tot een bepaald besluit komen, dan stelt de volgende dag, als ze nuchter zijn, de heer des huizes, in wiens woning ze beraadslagen, het onderwerp weer aan de orde, en als het besluit hun in nuchtere toestand bevalt, dan passen ze het toe; zo niet dan vergeten ze het. Wat zij in nuchtere toestand vooraf besproken hebben, behandelen ze nader als ze dronken zijn. En natuurlijk zat hier een logica in, immers ze overleggen en nemen een eerste besluit als de adviseurs, door hun toestand van dronkenschap, niet kunnen veinzen en dus eerlijk zijn, en ze hakken de knoop definitief door als ze weer nuchter zijn en zich niet meer kunnen vergissen.
'Dat is een wet van Meden en Perzen' is een uitdrukking die duidt op een vaststaande afspraak of regel waaraan niet te tornen valt en is gebaseerd op bovengenoemde Bijbelteksten.
Aangemaakt 6 maart 2005