Menorah
מְנוֹרָה H4501 "kandelaar, menorah",

Zie ook: Beeldbank, Artikelen Blog, Kandelaar, Tabernakel,

De menorah (Hebreeuws מְנוֹרָה H4501) is de gouden kandelaar met zeven olielampen, die licht gaven in het Heilige van de tabernakel en later in het Heilige van de tempel te Jeruzalem.

Inhoud

Bijbel

In Exodus 25:31-40 wordt beschreven waaruit en hoe de menorah gemaakt moest worden. Hiervoor werd één kikkār (כִּכָּר H3603) goud gebruikt. Dit komt ongeveer overheen met 17 kg, hoewel afhankelijk van de periode en de cultuur of land dit kan variëren van 17 kg tot 34 kg. Afhankelijk van de zuiverheid van het goud, het gewicht en of het hol of niet is, blijkt dat deze menorah vrij klein is en minder dan een halve meter hoog. Temeer daar ook het bijbehorende gereedschap van deze hoeveelheid goud is gemaakt (vs. 39).

Constructie

Volgens sommigen is de Menorah gebouwd volgens de groei van de Salie, in Exodus 25:31-37 zien we meermalen verwijzingen naar onderdelen van de amandelboom. Bij het bestuderen van deze kandelaar blijkt al gauw dat er allerlei details zijn waar je goed op moet letten. Het makkelijkste is dat deze van goud is (vs. 31). Moeilijker wordt het al met de opmerking “gedreven werk” waarmee wordt bedoeld dat het een “overbrenging gehamerd metaal” is, waarmee dus wordt bedoeld dat het niet gegoten is, maar in de juiste vorm met hamers is geslagen. Dit betekent dat de onderdelen die hierna worden genoemd dus met de hand zijn bewerkt. De hoofdonderdelen zijn de kandelaar met aan elke kant drie armen, met daarop zeven kandelaars.

Deze kandelaars worden niet zoals we tegenwoordig zien gebruikt om kaarsen in te steken, maar om een brandbare vloeistof in te branden. Vandaar dat ook specifiek wordt gezegd dat deze de vorm van een amandelkelk moet zijn, waar de bloesem nog aanzit. Iemand die nog nooit het verloop van de bloesem van een amandelboom heeft bestudeerd zal het volledig ontgaan wat wordt bedoeld met “bloemkelken, knoppen en bloesem”. Het geval wil nl. dat op een bepaal moment tijdens de bloesem zowel nog de knop (de kleine groene bladeren onder de bloem), de bloesem (de witte bladeren) als de kelk, het eerste beginsel van de vruchtvorming aanwezig is. Het is op deze manier dat deze kandelaar eruit moet zien. Dit heeft praktisch ook een aantal belangrijke punten, de olie moet in de kandelaar worden gegoten en op deze manier kan er een maximale hoeveelheid in de knop en de kelk, terwijl de bloesem ervoor zorgt dat de vlammen niet naar beneden gaan lekken. Om zoiets te maken is enorm veel geduld en vooral ervaring voor nodig, temeer daar het ook nog eens aan de rest vastgemaakt moet worden.

Is een enkele bloem al lastig om te maken, in het midden moet niet één maar viermaal dit gemaakt worden, zoiets als een kleine bloementros. Vervolgens lezen we dat er ook nog eens knoppen op de kandelaar moeten worden bevestigd op de plek waar de armen eruit steken.

Kijken we naar de gouden kandelaar die in de buurt van de klaagmuur tentoon wordt gesteld en welke zal gaan dienen voor de nieuwe tempel die de Joden willen gaan bouwen, dan zien we dat deze erg stilistisch is gemaakt en dat de bloesem tegen de armen en de kandelaar aan zijn gedrukt. Dit zien we ook bij afbeeldingen van de menorah op de Titus-boog. De vraag is of dit inderdaad er zo heeft uitgezien bij het ontwerp van de menorah die gebruikt werd in de tabernakel. In mijn ontwerp heb ik dan ook gekozen dat de bloesem er meer uitzag zoals bij de bloesem van een echte amandelboom.

Gedeelten van de Menorah kunnen ruwweg de volgende symbolische betekenis hebben:

  1. Één stam = één speciale dag (de sabbat)
  2. 22 "Amandelvormige" kopjes = 22 letters van het Hebreeuwse alfabet (de sluit-letters bestonden in het oude Hebreeuws niet)
  3. 10 knoppen en 10 bloemen = de 10 geboden
  4. 7 Gouden lampen = 7 dagen van de schepping

Menorah Titus

Alle afbeeldingen uit de Oudheid tonen een standaard met drie voeten, behalve de afbeelding op de ereboog van Titus (waarop de het wegvoeren van spullen door de Romeinen na de val van Jeruzalem zijn afgebeeld). Die toont een sokkel met astrologische afbeeldingen, die eerder hellenistisch dan joods aandoet.

Samen met de andere onderdelen uit de tempel werd de Menorah door de Romeinen in de 'Tempel van Vrede' in Rome gezet (Josephus, Jewish War 7.150). In 192 n.C. was daar een brand en diverse onderdelen verwoest, de Menorah overleefde het en werd door plunderende Vandalen in 455 meegenomen naar Carthago.

In 534 veroverde Belisarius de stad en nam de Menorah mee naar Constantinopel, waar het tijdens een triomfantelijke intocht werd getoond (Prokopios, Geschiedenis van de Vandaalse Oorlog. 4.9). Volgens Prokopios kreeg keizer Justinianus niet veel later bezoek van een Jood die hem vertelde dat de Menorah in iedere stad waar die was rampspoed bracht. De keizer begreep de hint en stuurde het voorwerp naar Jeruzalem. Daar loopt het spoor dood, want nergens wordt vermeld dat de Menorah daar is aangekomen en evenmin wordt later nog iets hierover vermeld. Een mogelijkheid is dat toen Jeruzalem in 614 werd aangevallen door de Perzen de Byzantijnen de Menorah in veiligheid hebben gebracht en dat dit de reden is waarom de Arabieren in 638 niets vonden in Jeruzalem. Wel hebben de Arabieren nog de Tafel van de Toonbroden, die inmiddels door de Visigoten naar Toledo was gebracht, in 711 in Spanje buitgemaakt en getransporteerd naar Damascus.


Jodendom

Nér-tamied

In iedere synagoge hang een lamp, welke altijd brandend wordt gehouden. De vorm van deze lamp is niet specifiek voorgeschreven, soms is het een hangende lamp, soms een staande of een andere vorm. Zelfs de plek waar de lamp moet staan, is geen vaste. In de meeste synagoge's is hij te vinden voor de ark of bij de ingang. In sommige synagoges zijn er zelfs twee te vinden.

Deze lamp is het Nér-tamied, het eeuwige licht, hoewel rabbijn de Vries liever spreekt over het "gestage licht", want zegt hij het licht kan wel eens in een onbewaakt ogenblik uitgaan, net zoals bij het oermodel is het niet een altijd brandend, maar een regelmatig verzorgd licht. Hiermee bedoeld hij het licht van de gouden kandelaar of menorah, die in de tabernakel en later in de Tempel van Salomo en die van Ezra stond.

Deze kandelaar, stond in het heilige deel van de tabernakel en tempel en moest dag aan dag, zowel 's morgens als 's avonds vernieuwd worden. Zo ook bij het Nér-tamied die een herinnering is aan de menorah in de oude heiligdommen. Een herinnering zegt rabbijn de Vries omdat in de synagoge geen altaar en geen toonbrood is, om die reden heeft de lamp dan ook vaak niet de vorm van de menorah.

Als iemand overlijd wordt ook een licht opgestoken voor 12 maanden (het zgn. rouwjaar), om die reden wordt door sommigen gedacht dat het Nér-tamied ook als een gedachtenislicht wordt gezien ter ere van de gestorven leden van de gemeente. Dit is het echter niet, en in die gevallen zul je dan ook altijd twee lampen zien in de synagoge, waarbij eentje bewust voor dit doel doel is.

Toch is in het joodse leven de vorm van de oude menorah niet geheel verdwenen, deze kandelaar doet dienst op het feest van Chanoekah, welke deze avond is begonnen.


Fabels en Folklore

Regelmatig lezen we in de media dat de Menorah nog steeds in de kelders van het Vaticaan is. Zoals hierboven is beschreven is dit niet zo.


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!