Mens
ἄνθρωπος G444 "menselijk wezen, homo sapiens", אָדָם H120 "mens, menselijk wezen, lieden, mensheid, man, mannen, Mensenkind",

Zie ook: Mannen, Vrouwen,

Schepping van de Mens


Als we de verschillende levende creaties willen typeren, dan valt ons iets op. De planten werden op de 2de dag naar hun aard geschapen (Gen. 1:11), de zeedieren en de vogels werden op de 4de dag naar hun aard geschapen (1:21) en ook de landdieren op de 5de dag werden naar hun aard geschapen (1:24, 25). Echter bij de mens zien we dat deze niet naar zijn aard is geschapen, maar dat hij geschapen is naar de gelijkenis, het beeld van God (vs 1:26).

Er wordt hier een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de levende creaties en de mens. Voor we hier dieper op in gaan moeten we ons afvragen wat "naar zijn aard" betekent en of dit geldt voor alle creaties van God, ook die niet in Genesis worden genoemd. Als we in het Nederlands woordenboek van Dale kijken lezen we dat "aard" betekent "de natuur, het wezen", een vogel is geschapen om te vliegen, een vis om te zwemmen en een roofdier om te jagen. Kijken we in Genesis dan zien we dat op de derde dag nadat de hemel en aarde (niet levende wezens) geformeerd zijn er op die zelfde dag planten en bomen worden geschapen naar hun aard, hieruit blijkt indirect wat het wezen, het doel is van de aarde, nl. planten en bomen voortbrengen! We lezen dit ook in Jesaja 45.18 "Want alzo zegt de HEERE, Die de hemelen geschapen heeft, Die God, Die de aarde geformeerd, en Die ze gemaakt heeft; Hij heeft ze bevestigd, Hij heeft ze niet geschapen, dat zij ledig zijn zou, maar heeft ze geformeerd, opdat men daarin wonen zou: Ik ben de HEERE, en niemand meer."

De vraag die we ons kunnen stellen, geld dit dan voor alle creaties, ook die niet in Genesis worden genoemd? Ik denk dan bijvoorbeeld aan de engelen. Nu blijkt dat in het Hebreeuws een engel מַלְאָךְ wordt genoemd, dit woord is afgeleid van לאך "la'aka" "met een boodschap gezonden", dus een engel מַלְאָךְ is een "gezondene" of een "boodschapper" ook hier wordt de natuur, het wezen van een engel beschreven. We mogen dan ook voorzichtig concluderen dat ook hier geld dat zij geschapen zijn naar hun aard.

Komen we dan bij de creatie van de mens, dan zien we dat hier niet het woord מִין "min" wordt gebruikt maar de term דְמוּת wat een abstract woord is en zoiets betekent als "lijken op", "wezen als", "hetzelfde als".
Een soortgelijke beeldspraak komen we ook tegen als aan Mozes wordt gezegd hoe hij de tabernakel moet maken "Naar al wat Ik u tot een voorbeeld [=gelijkenis] dezes tabernakels, en een voorbeeld van al deszelfs gereedschap wijzen zal, even alzo zult gijlieden dat maken." (Ex 25;9). We zien hier echter een klein verschil, men kan de hemelse tabernakel niet op aarde namaken, zonder de beperkingen zoals deze op de aarde gelden. Het is eerder een afspiegeling, een replica van het origineel. Zo is dit ook voor de mens, deze is gemaakt naar het evenbeeld van God, maar met de fysieke beperkingen welke op de aarde gelden. Men moet dit dan ook eerder geestelijk dan fysiek opvatten., vandaar dat de bekende rabbi Rashi zegt: בְּצַלְמֵנוּ naar de vorm van ons [waarin wij mensen verschijnen]. כִּדְמוּתֵנו [in overeenstemming met onszelf, namelijk] in het begrijpen en verstandig zijn. Vanuit deze opvatting is het dan ook begrijpelijk dat de Joden het lichaam, geest en ziel van de mens als een geheel zien. Een scheiding van een van deze 3 leidt onherroepelijk tot de dood, wat we dan ook zien gebeuren bij de zondeval in Genesis 3.

Vanuit bovenstaande zouden we de conclusie kunnen trekken dat we goddelijk zijn. In veel culturen zien we dat een keizer, of een farao "goddelijk" is. Als voorbeeld: in Egypte was de farao de goddelijke vertegenwoordiging op aarde, dit kun we niet alleen zien in hun namen Rameses, "zoon van Re", of Tutankhamon, "de gelijkenis van Amon", maar het was gewone mensen verboden om rechtstreeks tegen hen te spreken (behalve op 1 dag in het jaar). Interessant is in dit kader, dat bij het begin van de Exodus, er een nieuwe kalender werd ingesteld (Ex 12:2), hierdoor werd door de joden afstand gedaan van de goddelijke macht van farao (als zijnde de zon Re "heerser over de tijd"), en door het slachten van een ram (als zijnde de ram, de zonnegod Amon "wat is niet gezien") werd afstand gedaan van de overige goden.

Ook bij de Romeinen zien we het fenomeen dat slechts de "machthebber" een godheid is, bekend in dit verband, is de geschiedenis van Herodus Agrippa I in Handelingen 12:20-25 waar hij werd vergeleken met een god en waar een engel hem doodde omdat hij God niet de eer gaf.

Echter uit de context van Genesis blijkt dat niet alleen regeringsleiders deze status hebben gekregen, maar dat alle mensen op God gelijken. Dit wordt nog eens verduidelijkt in Lukas 20:35-36 "Maar die waardig zullen geacht zijn die eeuw te verwerven en de opstanding uit de doden, zullen noch trouwen, noch ten huwelijk uitgegeven worden; Want zij kunnen niet meer sterven, want zij zijn den engelen gelijk; en zij zijn kinderen Gods, dewijl zij kinderen der opstanding zijn." en uit 1 Cor 6:3 blijkt dat we niet alleen in rang gelijk staan met de engelen maar dat "wij zullen de engelen oordelen". Hieruit blijkt dus dat we de hoge status hebben gekregen van kinderen Gods, maar wel met een aantal restricties "die waardig zullen geacht zijn"

Door deze differentialisatie van woorden moet men nog iets constateren, "het naar zijn aard" houdt in dat kruisbestuivingen binnen een soort mogelijk zijn zolang deze "naar hun aard" zijn, echter "het gelijken op God" van de mens excludeert ons hiervan. De mens is geschapen om te heersen over de andere wezens, (sexuele) omgang met andere creaties zijn daarom niet mogelijk en verboden. Dit blijkt als we in Genesis 6:2-4 lezen over de "bestialiteit" met "de godenzonen" ofwel de "engelen" waaruit de nefiliem ("reuzen", "geweldigen") ontstaan. Het is niet toevallig dat juist op dat moment God besluit tot de zondvloed. In Lev 18:23 wordt dit nog verder verklaard dat soortgelijke relaties met dieren ook verboden zijn: "Insgelijks zult gij bij geen beest liggen, om daarmede onrein te worden; een vrouw zal ook niet staan voor een beest, om daarmede te doen te hebben; het is een gruwelijke vermenging." en in Ex 22:19 lezen we: "Al wie bij een beest ligt, die zal zekerlijk gedood worden.". Uit deze teksten blijkt duidelijk dat God met ons mensen een ander doel heeft.


Als man en vrouw
Terugkerend naar het scheppingsverhaal, lezen we in Gen 2:7 wat de mens onderscheid van de dieren, namelijk dat God zelf Zijn levensadem in de mens heeft geblazen om tot een levende ziel te zijn. Het Hebreeuwse woord נְשָׁמָה (nesamah) "adem", wordt alleen gebruikt voor God en voor mensen en nooit voor dieren. Deze adem maakt het dat men "intelligent" is. Vergelijk Job 32:8 Zekerlijk de geest, die in den mens is, en de inblazing des Almachtigen, maakt henlieden verstandig.

Naast dit onderscheid met de dieren wordt in de scheppingsgeschiedenis ook ingegaan op de verschillen tussen man en vrouw. In het eerste hoofdstuk (vs. 27) wordt als eerste een fysieke (of zeg gerust een zeer plastische) beschrijving gegeven. In het Hebreeuws staat voor "man" זָכָר "mannelijk" (van זכר "herinnering" nl. van de ouders), in normaal taalgebruik heeft het de betekenis van "penis". Voor "vrouw" staat in het Hebreeuws נְקֵבָה "vrouwelijk" (van נקב "gat, vulva"). Niet mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mens, maar als twee individuele personen. Hieruit kunnen we dus concluderen dat de eerste mensen niet androgeen waren.

In het tweede hoofdstuk wordt beschreven (vs. 7) dat God den mens geformeerd had uit het stof der aarde, hier is een woordspel tussen "mens" אָדָם en "aarde" אֲדָמָה (let op de overeenkomst met de naam Adam!)

Vervolgens lezen we in Genesis 2:18ev de constatering van God dat Het niet goed is, dat de mens alleen zij en de oplossing Ik zal hem een hulpe maken, niet in de negatieve betekenis die wij eraan geven maar in de betekenis van een volwaardige partner, waar de man tekort schiet is de vrouw hem tot hulpe, vandaar de toevoeging כְּנֶגְדּוֹ als tegen hem over zij lett. "tegenover, parallel met", wij zouden zeggen "complementair, aanvullend". Hoe God dit doet blijkt uit de volgende verzen, eerst moet Adam alle levende wezens een naam geven, en tijdens deze bezigheid komt Adam tot de constatering dat geen van deze dieren geschikt was als helper en hij komt tot de conclusie dat hij in tegenstelling tot de dieren alleen is. Nadat Adam door God in slaap is gebracht wordt uit een ribbe van hem Eva gebouwd. Er staat hier letterlijk "bouwen" בָּנָה van een "rib" צלה. Of zoals Rashi het zegt als "een zijde van een gebouw", breed van onder en smal van boven, om [in zwangerschap] het kind te bevatten, evenals een magazijn van tarwe, dat breed van onder en smal van boven is, opdat zijne last niet te zwaar drukke tegen zijne muren.

Niet uit het weefsel van wat dan ook, maar van Adam wordt de vrouw gemaakt: been van mijn benen, en vlees van mijn vlees! (vs 23). Uit de kreet הַפַּעַם (happavam) "eindelijk!" blijkt dat Adam blij was dat hij niet meer "alleen" was, maar een partner had gekregen.

Uit deze gebeurtenis zien we vervolgens een belangrijke conclusie gekoppeld (vs 24): Daarom, עַל-כֵּן 'al-keen niet alleen de stricte betekenis van "daarom" maar veel meer van "Dat is de reden" of "Dit is waarom we de dingen doen waarop we ze doen." Zoals Eva als definitieve partner voor Adam is gemaakt, zo zal in komende generaties de man zijn vader en zijn moeder verlaten, en zijn vrouw aankleven, דָבַק, "aankleven" in de betekenis van "samengaan, eenworden". Een onscheidbare relatie tussen man en vrouw (cf. Ruth 1:4), vandaar de toevoeging en zij zullen tot een vlees zijn. Er wordt hier dus gesproken over een definitieve verbintenis en niet over een vrijblijvend partnerschap.

Tot slot zien we nog een laatste beschrijving van de mens (vs 25): zij waren beiden naakt in de betekenis van "onschuld, integer", pas na de zondeval komt de negatieve betekenis. Het woord "naakt" עֲרוּמִּים "arummim" staat in connectie met "slim" עָרוּם "arum", welke in het volgende hoofdstuk in verband wordt gebracht met de slang (3:1) in de SV vertaald met "listig". In het begin waren Adam en Eva "naakt" en de slang "gewiekst, dicht bij de waarheid" (Engels 'shrewd'), na de zondeval waren zij "bekleed, beschermd" en hij "vervloekt, verbannen". Zie ook de vervloeking van Kaïn in Genesis 4:11, welke verbannen werd.


Als verantwoordelijke voor de schepping
Nu is de mens niet alleen geschapen als een "kroon der schepping", hij kreeg ook verantwoordelijkheden, taken. De eerste keer komen we dit tegen in Genesis 1: 28 En God zegende hen, en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, ze moesten dus niet alleen maar nakomelingen krijgen, niet omdat een hoop kinderen zo leuk en gezellig is, maar om te kunnen voldoen aan het tweede deel van de opdracht: "en onderwerpt haar, "de aarde" in de betekenis van "volledige overheersing", niet in kracht, maar in wijsheid, "het managen", het "zorg dragen voor" en in dit verband "hebt heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt!". Dus niet om de oceanen leeg te vissen, het stropen om de sport zoals nu gebeurd. Vandaar dat God "al het gedierte des velds, en al het gevogelte des hemels" bij Adam bracht, "om te zien, hoe hij ze noemen zou; en zoals Adam alle levende ziel noemen zoude, dat zou haar naam zijn.". De mens moest de dieren een naam geven, in het Hebreeuws is een naam geven, hetzelfde als het "determineren, het bepalen van de kenmerken" van een soort. Pas na deze opgedane kennis zou de mens in staat zijn om zorg voor de schepping te dragen, of zoals in hoofdstuk 2 vers 5 staat: "om den aardbodem te bouwen", "te bewerken". (cf de vloek van het bewerken in Gen 3:23).


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!