Met eeuwigheid wordt letterlijk een periode zonder aanvang of einde bedoeld (WNT, lemma eeuwigheid).
Met eeuwigheid wordt letterlijk een periode zonder aanvang of einde bedoeld (WNT, lemma eeuwigheid). In de religie en filosofie wordt er een speciale werkelijkheid mee aangeduid, die zich aan de normale tijdsduur onttrekt. In overdrachtelijke zin wordt bedoeld een periode waaraan geen eind lijkt te komen. Een periode (Hebreews תְּקוּפָה H8622) is echter een tijdsruimte met kenmerkende eenheid (WNT, lemma periode) waarbij zowel een begin als einde is, zoals bijvoorbeeld de omlooptijd rond een hemellichaam of de menstruatieperiode (ANW, periode).
Het Bijbelse beeld voor eeuwig is het niet-aan-tijd onderhevig zijn van God, dit in tegenstelling tot de vergankelijkheid van Zijn schepping en schepsels die tijdsgebonden niet eeuwig zijn. Wel wordt in de Bijbel gesproken over het aanwezig zijn van de mens na zijn levenseinde in het hiernamaals, welke al dan niet de hemel of hel kan zijn.
Ook in andere religies zien we dit laatste terug, zo wordt van de indianen gezegd dat zij na hun dood naar de eeuwige jachtvelden geloofden te gaan, terwijl de Romeinen een vergelijkbare plaats kenden voor eeuwige rust, de Elysische velden.
Het Hebreeuws kent een aantal woorden om het begrip eeuwigheid mee weer te geven, עוֹלָם H5769 olam "altijd durend", עַד H5703 ‘eḏ "eeuwig" en קֶדֶם H6924 "van oudsher". Voor een meer inhoudelijke behandeling van de woorden zie de verwijzing naar de woordstudies.
Soms de aanduiding voor een lange periode. Hierbij kan men stellen dat עולם olam "altijd durend" in een bepaalde werkelijkheid is, in geval van een periode een tijdsgebonden werkelijkheid. Bijvoorbeeld "de koning leve eeuwig" houdt dan in dat hij altijd durend koning mag zijn tot hij via zijn dood in een andere werkelijkheid komt. Een tekst als "De rechtvaardigen zullen de aarde erfelijk bezitten, en in עד eeuwigheid daarop wonen." (Psalm 37:29) moet dan ook opgevat worden dat ze altijd durend op de aarde zullen wonen, tot zij of sterven, of tot er een nieuwe aarde komt, vandaar Gods belofte dat Hij het volk Israël zal "laten wonen, eeuw uit en eeuw in" in het beloofde land (Jer. 7:7). Het is in dit kader dat we de zegswijze van Salomo moeten opvatten "maar de aarde blijft voor לְעֹולָ֥ם עֹמָֽדֶת eeuwig staan" (Pred. 1:4) en de Psalmist "Hij heeft de aarde gegrondvest op zijn fundamenten, die zal voor עֹולָ֥ם וָעֶֽד eeuwig en altijd niet wankelen" (Ps. 104:5, lett. "eeuwig tot zolang het duurt").
Volgens het Oude Testament is God eeuwig (Deut. 33:27 ; Psalm 10:16 ; 48:14), de Schrift geeft geen filosofische reflectie van dit maar neemt dat aan als een feit. Het is om die reden dat Dasberg in zijn vertaling "de Eeuwige" gebruikt voor de Godsnaam, niet omdat hij dit het juiste equivalent vindt, maar het geeft weer wat er volgende de Joodse opvatting in opgesloten ligt (J. Dasberg, "De Pentateuch met Haftaroth", Inleiding). De HEERE HEERE is de Rotsteen der eeuwigheid (Jes. 26:4), een koning van de eeuwigheid (Jer. 10:10). Derhalve staat Gods Woord voor eeuwig overeind in de hemelen (Ps. 119:89), zijn God's wegen eeuwig (Hab. 3:6), is Zijn koninkrijk eeuwig (Dan. 4:3, 34). Daar God eeuwig is, is Zijn liefde dat ook (1 Kon. 10:9) en Zijn zegeningen (Ps. 21:4-5) en Zijn goedertierenheid (26x in Ps. 136). In de Psalmen wordt beschreven dat Zijn soevereiniteit eeuwig, altijd durend is (Ps. 9:7), Zijn bescherming (Ps. 12:8), Zijn plannen, Zijn raad (Ps. 33:11), Zijn erfenis aan de mens (Ps. 37:18), Zijn troon is zonder begin, "van ouds" (Ps. 55.20) en Zijn heerschappij is eeuwig (Ps. 66:7) en Zijn herinnering aan Zijn verbond (Ps. 105:8), Zijn gerechtigheid (Ps. 111:3), net als Zijn waarheid en betrouwbaarheid (Ps. 117:2), God was altijd al aanwezig, ook voordat de aarde en het universum werd geschapen (Ps. 90:2).
De vorm waar עולם olam voorkomt met betrekking tot eeuwig zonder begin of einde is als het slaat op het niet-aan-tijd onderhevig zijn, welke dan slaat op het voortdurend bestaan van God יְהוָ֖ה אֵ֥ל עֹולָֽם JHWH ’ēl ‘wōlām (Gen. 21:33), welke als een titel voor God opgevat kan worden. Dit fenomeen wordt ook in buiten-Bijbelse geschriften terug gevonden bij goden, de Ugaritische godin Šapšu heeft als titel špš ͑lm "de eeuwige zon" (KTU 2.42 [= UT 2008], 7; Wilfred G.E. Watson, p. 158-159), in de Aramese inscriptie van Karatepe de god Šamaš‘ōlām "de eeuwige zon" (K. van der Toorn, ea., DDD, p. 288-291), de Phoenische bezwering van Arslan Tash (7de v.C.) noemt de godin 'lt 'lm "de eeuwige godin" (KAI 27: 9-10). Vaker vinden we dit terug waarbij עולם in combinatie met עַֽד wordt gebruikt, zoals in מֵעֹולָ֣ם וְעַד־עֹ֭ולָם altijd voortdurend (Ps. 103:17); eeuwig regeren van God יְהוָ֥ה יִמְלֹ֖ךְ לְעֹלָ֥ם וָעֶֽד JHWH yiməlōḵə lə‘ōlām wā‘eḏ (Ex. 15:18) is de Hebreeuwse beschrijving van "the metaphysical idea of eternity" (Gesenius, p. 612).
Het Grieks kent een aantal woorden om het begrip eeuwigheid mee weer te geven, ἀΐδιος G126 'aidios "eeuwig, duurzaam", αἰών G165 ai'oon "werelden, heelal, universum, eeuw, tijdsperiode, eeuwigheid", αἰώνιος G166 ai'onios "zonder begin en/of einde, eeuwig", τέλος G5056 'telos "einde, eeuwig". Voor een meer inhoudelijke behandeling van de woorden zie de verwijzing naar de woordstudies.
Het Hebreeuwse begrip עוֹלָם H5769 olam "eeuwig" mag men dan ook niet één op één gelijk stellen met het Griekse begrip "eeuwig", hoewel er veel overeenkomsten zijn.
Het verschil tussen de begrippen "eeuwigheid" en "tijd" wordt door Plato als volgt omschreven: "Accordingly, seeing that that Model is an eternal Living Creature, He set about making this Universe, so far as He could, of a like kind. But inasmuch as the nature of the Living Creature was eternal, this quality it was impossible to attach in its entirety to what is generated; wherefore He planned to make a movable image of Eternity, and, as He set in order the Heaven, of that Eternity which abides in unity He made an eternal image, moving according to number, even that which we have named Time." (Plato, Timaeus 37d; cf. A.C. Hendrix, Op zoek naar de tijd. Tijd en eeuwigheid in Plato, Plotinus en Augustinus, [2015]), terwijl volgens Heleen M. Keizer het de filosofische betekenis heeft van tijdelijk (Heleen M. Keizer, Life Time Entirety A Study Of Aion In Greek Literature And Philosophy The Septuagint And Philo, [2010]; Heleen M. Keizer, ETERNITY’ REVISITED A Study of the Greek Word αἰών in Philosophia Reformata 65 (2000) p. 53–71) maar gaat dan volledig voorbij aan het feit dat in diverse Bijbelteksten in de LXX het terdege "eeuwig" betekent.
Bronnen
Aangemaakt 26 september 2009, laatst gewijzigd 21 maart 2018