Jodendom
Ἰουδαϊσμός G2454 "Joodse geloof, Judaisme",

Zie ook: Artikelen Blog, Ashkenazim, Asjkenazische Joden, Jodenvervolging, Karaïtisch jodendom, Mizrachim, Mizrachi-Joden, Religie, Sefardim,

Inhoud

Kort overzicht van de geschiedenis van het Jodendom

Het is vanzelfsprekend onmogelijk om binnen een avond 4000 jaar geschiedenis samen te vatten. Desniettemin wil ik een poging ondernemen, daar het opvallend is hoe weinig velen weten wat er gebeurde tijdens de eeuwen tussen het Oude en Nieuwe Testament EN de eeuwen vanaf het Nieuwe Testament en het heden. Op zich is dit niet de Bijbelstudie die u gewend bent, maar u moet dit meer bezien als achtergrond informatie waaruit blijkt hoe Gods volk in de loop der eeuwen heeft gehandeld. In dit overzicht wil ik aantonen hoe tragisch, maar ook hoe rijk deze wonderlijke geschiedenis verliep! Hoe taai men vasthield aan Gods Woord, hoe men zich in de erbarmelijkste omstandigheden schaarde om Gods dierbare Wet! De wonderlijke geschiedenis van het Joodse volk, dat profeten voortbracht, dat als een Job heeft geleden, maar zich ook heeft vastgeklampt aan Gods belofte: "Vrees niet, want Ik heb u verlost; Ik heb u bij naam geroepen, gij zijt de mijne." Voor zover relevant heb ik tussen de () de Bijbelboeken gezet waar de behandelde geschiedenis wordt behandeld.

De geschiedenis van de Joden begon meer dan 4000 jaar geleden. Niet in het gebied wat wij nu Israël noemen, maar in een gebied rondom de rivieren de Tigris en de Eufraat. Het stond onder Sumerische heerschappij, de voorloper van de Babylonische. Onder hen waren Semitische volken. Enkele van deze eerste Semieten behoorden tot een stam, die dicht bij de stad Ur woonde en hun stamhoofd was Terach. Deze Terach nu nam zijn zoon Abram en kleinzoon Lot en trok op om naar het land Kanaän te gaan, ze kwamen echter tot Haran en bleven daar wonen. Hier echter kreeg de aartsvader van de Joden: Abram, de opdracht van God om door te reizen naar Kanaän, met als belofte dat hij tot een groot volk gemaakt zal worden (Gen11:27-12:9). Eenmaal aangekomen in Kanaän kwam het tot een van de belangrijkste ontmoetingen ter wereld welke men zich maar kan voorstellen: Abram ontmoette de koning van Salem (=Jeruzalem) die een Priester was van de allerhoogste God (Gen14:18, Hebr7:1) en die Abram zegende. De kleinzoon van Abraham (N.B. let op de naamsverandering Abram/Abraham zie Gen17), Jakob, die later de naam Israël van God kreeg, had twaalf zonen, kwam via allerlei avonturen naar Egypte en werd daar de onderkoning van de Farao en zijn familie volgde hem na en gingen wonen in de delta van de Nijl. Egypte kreeg in +/- 1750 voor Christus de ergste slag in zijn geschiedenis. Semieten (ook wel Hyksos = vreemdelingen genoemd) kwamen uit heel Arabië en liepen (Beneden-)Egypte onder de voet. Deze Hyksos werden door de nakomelingen van Jacob die daar al woonden verwelkomd en er brak een periode van welvaart voor hun aan. In 1550 voor Christus kwam er een Farao (Amasis I) van Boven-Egypte en deze viel met een groot leger de Hyksos aan en overwon. De Israëlieten werden beroofd van hun vrijheid en rijkdom en werden tot slaven. Ze werden gedwongen om aan grote projecten mee te werken (Ex.1ev) en moesten eeuwen lang de slavernij verdragen. Deze projecten waren o.a. het bouwen van Piramides, Tempels en de steden Ramses en Pithom. In ongeveer 1300 v.C. kregen ze in Mozes een leider, die na vele verwikkelingen (men leze Exodus) het volk Israël naar Kanaän bracht, dit is ook wel bekend als de Exodus (=uittocht) en wordt nu nog steeds herdacht door het feest Pascha. Tijdens deze reis kreeg het volk de vele geboden en wetten van God, waarvan de belangrijkste de 10 Geboden tot op heden de grondslag vormen van de hele Wet.

Eenmaal aangekomen en onder leiding van de strateeg Jozua Kanaän te hebben veroverd, legde men zich met name toe in de agrarische sector. Het regeringssysteem wat zij ontwikkelden, waarbij ze met name de beginselen van Mozes aanhielden, bestond uit vergaderingen gekozen door iedere stam, die het bestuur op zich nam. Deze "vergadering" werd later bekend als het Sanhedrin. Hun voornaamste vijanden, waren hun buren de Filistijnen een zeevaardersvolk, waarvan met name hun kolonie Carthago (De Filistijnen en de Phoeniciers worden geacht verwante volken te zijn geweest, een behandeling valt buiten de kader van dit artikel) bekend is geworden in zijn strijd met Rome. In hun strijd met deze Filistijnen werden de Israëlieten geleid door tijdelijke leiders, ook wel sofeten of richters genoemd. Bekend zijn Simson, Gideon, Jefta en Debora (een vrouw welke in haar normale leven rechter was, hieruit blijkt dat de Joden een zeer geëmancipeerd volk was). Belangrijk is dat alle richters hun macht ontleenden van God, Tenslotte bezorgde de laatste richter, Samuel, met goedvinden van God het volk een koning: Saul (1025 v.C.). Zijn opvolger was David, een man die naast een voortreffelijk soldaat en staatsman ook nog artistiek en verstandelijk begaafd was. Vele Psalmen, waaruit zijn godsvrucht blijkt, staan op zijn naam. Hij was ook diegene die de Filistijnen, de Ammonieten, de Edomieten en de Arameeers versloeg en 3000 jaar geleden de stad Jeruzalem bij verrassing innam, doordat zijn generaal, de houwdegen Joab, door de waterleiding naar boven klom en de onneembare burcht innam (2Sam5:8; 1Kr11:6) en het tot hoofdstad van het land maakte. Het huidige Israël herdenkt dit door het komende jaar allerlei festiviteiten te organiseren. De regeringstijd van David is er een geweest van grote bloei voor Israël. Dat David geen legendarisch figuur, wat wel eens wordt beweerd met als argumentatie dat er buiten de Bijbel nergens over hem wordt gesproken, blijkt uit recente vondsten te Dan, waar een tablet is gevonden waar wordt gesproken over een oorlog tegen het "(konings)huis van David". (Tussen () door mij toegevoegd)

Ik wil hier even een stop in de tijd maken en iets meer over Jeruzalem zeggen, daar deze stad het middelpunt wordt van de geschiedenis. De stad Jeruzalem is altijd als Heilige Stad beschouwd door de Joden, terwijl in de 11de eeuw n.C. ook de christenen hun aanspraken lieten gelden en hier d.m.v. de kruistochten Palestina probeerden te veroveren. Met name in 20ste eeuw ook de moslims (welke de stad in de 7de eeuw voor het eerst veroverden) het, ondanks dat Jeruzalem niet in de Koran wordt genoemd, het hun derde heilige stad noemen. De moslims willen dit feit baseren op het feit dat zij via Ismael afstammen van Abraham (Gen. 17:20) en dat Mohammed van hier naar de hemel ging. Ik wil opmerken dat de Here, de God van Israël Zelf zegt: "Want de Here liet Zijn keuze vallen op Sion. Hij heeft het Zich als woonplaats begeert". De naam Jeruzalem is afgeleid van Urusalem, hetgeen betekend "stad van veiligheid en vrede". Vanaf de regeringsperiode van David is Jeruzalem geteisterd geweest door aardbevingen, minimaal 20 belegeringen doorstaan, vele malen verwoest en 18 keer gerestaureerd. Zesmaal van de ene godsdienst naar de andere overgegaan. Tweemaal volledig (!) ontvolkt, en bezit nu als hoofdstad van Israël een grote bloei.

David stierf omstreeks 950 v.C. en werd door zijn zoon Salomo opgevolgd. Salomo was een wijs koning die via militaire en politieke activiteiten (hij sloot vele verdragen met buurlanden) Israël tot een grote natie maakte. Hij was tevens de man die de grote tempel in Jeruzalem bouwde. Na zijn dood viel het rijk in tweeën en begon de Israëlische macht te tanen. Het volk verviel tot afgoderij, waartegen de profeten optraden. Uiteindelijk was het land dermate verzwakt, dat in het midden van de 8ste eeuw v.C. de Assyrische koning Sargon II besloot dat de tijd, om Israël te vernietigen was aangekomen. De tien belangrijkste stammen van de Israëlieten werden afgevoerd naar de diverse delen van het Assyrische rijk en werden verstrooid. De twee overgebleven stammen die woonden in Judea werden nadat het Assyrische rijk door een gezamenlijk leger van Perzen en Babyloniërs werd vernietigd, aangevallen in 586 v.C. door Nebukadnezar II (we zijn nu in de tijd van Daniel beland). De tempel van Salomo werd vernietigd en de 2 stammen werden afgevoerd naar Babylon.

Hier in Babylon waren de Joden intussen bezig zich geestelijk te herstellen (kenmerkend voor deze periode is Psalm 137) en de voorloper van de synagoge ontstond. Een van hun profeten, Ezechiël, sprak op grote bijeenkomsten en bij vele gelegenheden het Joodse volk toe en gaf hun hoop op terugkeer. Aramees werd de hoofdtaal, hierin zijn de gedeelten van Ezra (4:8-6:18, 7:12-26) en Daniel (2:4-7:28) geschreven (men leze eens het eerste vers van genoemde tekstgedeelten, waar dit expliciet staat aangegeven, in de Staten Vertaling foutievelijk vertaald met Syrisch), in tegenstelling tot de rest van het Oude Testament welke in het Hebreeuws is geschreven. De Perzische koning Cyrus trok in circa 540 v.C. Babylon binnen (Daniel 6) en maakte een eind aan het Babylonische rijk. Onder zijn heerschappij hadden de Joden een relatief vrije godsdienstuitoefening en mochten na hun terugkeer in 538 v.C. de tempel herbouwen (Ezra, Nehemia). De vreemdelingen die zich in het land Kanaän hadden gevestigd, beter bekend onder de naam Samaritanen, werden hun voornaamste vijanden, mede doordat de teruggekeerde Joden niet toestonden dat ze mee bouwden aan de Tempel. In het jaar 480 v.C. werd een complot tegen de Joden gemaakt, om deze uit te moorden. Dit is naar mij bekend de eerste keer dat antisemitisme voorkwam. Deze wordt echter door Esther, de Joodse vrouw van de Perzische koning Ahasveros, samen met haar neef Mordechai (Est.2:7 "Hadassa, deze is Esther, de dochter zijns ooms"!) verijdeld (Ester1-10). De Joden vieren dat heden ten dage nog door het Purimfeest (ong. 1 maand voor Pasen). Tegen het einde van de vierde eeuw v.C. vernietigde de Macedoniër (c.q. Griek) Alexander de Grote het Perzische rijk en veroverde de landen tot aan de grenzen van India. Grieks werd de hoofdtaal (zoals nu het Engels) van de wereld en de eerste boeken van het Oude Testament werd hierin vertaald; deze vertaling heet "Septuagint" (=70, het is nl. door zeventig oudsten vertaald). Hierdoor werden de Joodse ideeën wijd en zijd in het Midden-Oosten en rond de Middellandse Zee verbreid.

We komen nu aan in de periode waar het Oude Testament eindigt. Toen Alexander stierf werd zijn rijk verdeeld onder zijn generaals. Egypte ging naar Ptolemeus (de bekende Cleopatra was de laatste nakomeling van deze Dynastie) en Syrië naar Seleucus. Judea dat tussen deze twee rijken lag, werd door de ruzies gedwongen partij te kiezen. De Hogepriesters, welke voor het Seleucidische rijk waren, kwamen in 198 v.C. aan de macht (het Sanhedrin, de Raad van leidinggevende Joden ontstond), nadat de Ptolemeeen uit Judea door de Seleuciden waren verdreven. De heerschappij van deze Hogepriesters was dermate slecht dat er vele opstanden waren. De bekendste is die van Judas de Maccabeeer (Maccabeeer betekend hamer), een groot leider, die deskundig was op het gebied van guerrillaoorlog. Hij overwon de Syrische koning Antiochus IV in 165 v.C., dit wordt herdacht met het acht dagen durende Chanoeka-feest. In deze periode ontstond er een partijsysteem in de Joodse politiek. Tot die tijd waren de Joden of trouw gebleven aan de wetten van Mozes en de Thora of hadden ze de voorkeur gegeven aan de ideeën van hun meester van dat ogenblik, zoals de Grieken of de Syriërs. De voornaamste voorstanders van de oude Wet kwamen grotendeels uit de lagere standen en de middenklasse, zij werden Farizeeërs genoemd, patriotten, die vasthielden aan de opvatting, dat de Joden "afgescheiden" moesten blijven van alle niet-Joden. Hun voornaamste tegenstanders waren de Sadduceeën, die voornamelijk de hogere standen vertegenwoordigden en die de gedachten van de monarchie en hun erfelijke Hogepriesterschap steunden. Ze legden trouwens de Wet ook anders uit. Hiernaast waren er nog verscheidene andere groeperingen, die met geen van tweeën verbonden waren en meer aanhanger bleven van de Maccabese idealen (zoals Zeloten en Essenen welke bekend zijn door hun nagelaten geschriften welke in 1948 in Qumran gevonden zijn: de Dode Zeerollen).

Nieuwtestamentische periode

In deze periode kwam een nieuw rijk aan de macht: de Romeinen, een volk erg strijdlustig en veroverde naast het Griekse rijk van Alexander de Grote ook bijna heel Europa, waaronder ook Nederland (men denke aan plaatsen als Vianen, Nijmegen en Maastricht). Door de Romeinen werd 37 v.C. Herodes de Grote aangesteld over Judea. Herodes was een bijzonder kundig man, koel, wreed en geslepen. Zijn eerste daad was ervoor te zorgen, dat bijna het gehele Farizese Sanhedrin uitgemoord werd. Het was deze man die de wijzen uit het Oosten ontving en de kinderen te Bethlehem vermoorde (Mat. 2:1-18). Naast deze lijst van misdaden, heeft hij ook nog een paar goede dingen gedaan zoals, de herbouw van de Tempel. Verder was er een betrekkelijke rust in het land. In deze periode was de Wet, door voortdurende aanvullingen en uitbreidingen gegroeid tot een onoverzichtelijk geheel. Men denke hierbij aan de diverse discussies tussen de Farizeeërs en Christus. Hillel die tot hoofd van het Sanhedrin was gekozen, reorganiseerde deze wetten en schreef ze in een wetboek. Dit wetboek werd de basis van alle Joodse wetten, die daarna gemaakt werden. Uitgangspunt was, dat de in de Bijbel vastgelegde Wet de hoogste Wet was en dat alle andere wetten en gebruiken gebaseerd moesten zijn op Bijbelteksten.

In de laatste regeringsjaren van Herodes werd Jezus Christus onze Verlosser geboren. Christus werd tijdens zijn optreden aangeklaagd door de Sadduceeën, die in die tijd grote macht bezaten en werd door het Sanhedrin veroordeeld wegens Godslastering en na toestemming te hebben gekregen van de Romeinse landvoogd Pontius Pilatus, ter dood veroordeeld. Drie dagen na Zijn kruisiging stond Jezus op en vanaf dat moment hebben zijn discipelen zijn naam overal verkondigd. In deze periode werd het Nieuwe Testament geschreven en vonden de reizen van Paulus plaats. In de vierde eeuw n.C. werd het christelijk geloof door de Romeinse keizer Constantijn tot staatsgodsdienst uitgeroepen. De Rooms Katholieke kerk begon hierdoor macht te krijgen.

In 64 n.C. werd er een nieuwe landvoogd aangesteld: Florus, een hebzuchtig en wreed man met weinig verstand. Hij joeg de Joden tegen zich in het harnas door grote hoeveelheden goud uit de tempel te stelen. Dit was het begin van het einde van Jeruzalem. In 66 n.C. was heel Judea en Galilea in opstand. Romeinse soldaten werden naar Jeruzalem gestuurd om de vrede te handhaven, werden echter in een hinderlaag gelokt en gedood. Deze Joodse overwinning, schitterend beschreven door de Jood Flavius Josephus, moedigde een aantal andere volken in het Midden Oosten aan om hen in hun strijd tegen de Romeinen te helpen. Titus, de zoon van keizer Vespasianus, kreeg de opdracht om de rust te herstellen en om de verovering van Jeruzalem te voltooien. In het begin van 70 begon Titus met de belegering van de stad. De verdedigers vochten met de grootste heldenmoed. In juli werd de tempel bestormd en (ondanks het verbod van Titus) verbrand, alleen een deel van de Westelijke muur bleef overeind, nu bekend als de Klaagmuur. Massada, ooit gebouwd door Herodus, was een laatste plek waar de Joden tegen de Romeinen vochten en toen alle kans op overwinning verkeken was collectief zelfmoord pleegden. Een laatste opstand was in 135, geleid door Simon Bar Kochba ("Zoon van de Ster") en werd door Romeinse troepen wreed neergeslagen. Jeruzalem werd een verboden stad voor de Joden en werd door de Romeinen voortaan Aelia Capitolina genoemd. Het Jodendom als natie was ten einde, de Joden vluchten overal heen en de Diaspora ("verstrooiing") was een feit. Het Jodendom als religie werd voortgezet in synagogen gebouwd in de diverse Joodse gemeenschappen, verspreid over de gehele toenmalige wereld (tot in China toe!).

Daar de latere christelijke keizers, de Joden in het algemeen schuldig achtten aan de dood van Jezus, vestigden de Joden zich meestal daar waar het Romeinse rijk werd aangevallen. Pogroms, het uitmoorden van Joden, werd actueel. In de 7de eeuw verbreide zich een nieuwe godsdienst in het Midden Oosten. Deze godsdienst was gebaseerd op de leer van Mohammed en werd gepropageerd door legers vurige gelovigen (men denke aan de term Jihad=oorlog). Toen deze agressieve navolgelingen tot de ontdekking kwamen dat het onmogelijk was om de grote aantallen christenen en Joden te verdrijven uit hun veroverde gebieden, matigden ze hun houding ten opzichte van andersdenkenden. Voor de Joden werd dit een periode van relatieve rust en kwamen tot grote ontplooiing. Velen werden door Arabische heersers in dienst genomen. In deze periode werd de Talmud geschreven. De Talmud is een verzameling geschriften van Joodse geleerden en afschriften van hun gesprekken, vooral betreffende de uitleggingen van de Wet. Enerzijds bestaat de Talmud uit de Misjna, wat is, de gesproken Wet, zoals die van generatie op generatie door de Joden is overgeleverd sinds de tijd van Mozes, en de Gemara, wat een toelichting is op de Misjna. Alle Joden bestuderen de Talmud, want deze leert hoe men volgens de Wet moet leven op aarde. Bekend is dan ook het beeld van de Jood welke staand gebogen over Talmud deze bestudeert. Daarnaast becommentarieerden andere Joodse geleerden, de Masoreten (van het hebr. Masora = overlevering), het hele Oude Testament, tevens voegden zij allerlei vocaaltekens en accenten toe met de bedoeling de overgeleverde uitspraak en de voordracht zo nauwkeurig mogelijk vast te leggen. Men legde concordanties aan met zoveel precisie, dat pas sinds de komst van de computer deze werden geëvenaard! Dit werk heeft vele honderden jaren geduurd en dat alleen uit liefde voor Gods Woord. Zelfs nu nog, wordt bij een Bijbelvertaling gebruik gemaakt van hun werk.

Middeleeuwen

We zijn nu beland in de Middeleeuwen. De 11de en 12de eeuw vormen een tijd van verbitterde godsdienstoorlogen en vervolgingen door heel Europa. De Kruistochten waren begonnen, met als doel Jeruzalem te bevrijden van de moslims. Dit had tot gevolg dat er vele pogroms waren. De Joden werden voor het eerst gedwongen een "Davidster" of een ander kenteken op hun gewaden te dragen (1218 in Engeland, 1219 in Spanje, 1234 in Frankrijk en in 1257 door het Vaticaan, de nazi's waren dus niet de eerste met deze vorm van antisemitisme!). De Joodse geleerden stelden, beïnvloed door de zware vervolgingen, toen een wet samen, gebaseerd op de Talmud: "als de vijand zegt, lever ons een van jullie uit, zodat we die doden, is het beter, dat geen gespaard blijft, dan dat men er een uitlevert". Ook door deze houding werden vele Joden uitgemoord. Desniettemin waren er in deze periode grote geestelijke leiders onder de Joden, zoals de arts en filosoof Maimonides, raadsheer van de Sultan Saladin de grote tegenstander van de kruisvaarders. Verder was er de grote Talmudist Rashi, wiens commentaren heden ten dage nog worden gelezen en nog door de huidige Joden als de beslissende autoriteit van de Thora wordt beschouwd. Een andere bekende wetgeleerde was rabbi Mozes Nachmanides, deze werd bevolen een debat te houden met de Spaanse koning Aragon en hij voerde zijn verdediging zo goed dat de rechters bijna in zijn voordeel beslisten. Bijna, want dit was natuurlijk niet haalbaar, want dan zou het christelijke geloof beter zijn dan het joodse. Hij werd daarom dan ook verbannen uit Spanje. Vele andere Joden werden ook verdreven door de 'christelijke' landen en hun bezit werd verbeurd verklaard. Zij die niet gevlucht waren werden vermoord door de R.K. inquisitie. Toen "de Zwarte Dood" (=de pest) door heel Europa rondwaarde in 1348-49 kregen de Joden de schuld. Hierdoor trokken vele Joden naar Polen. Bekend is het verhaal van een Jood die aan zijn rabbijn vroeg of het toegestaan was om in Polen te blijven overnachten, waarop de rabbijn zei in het Hebreeuws: "Polen, Po Lin" oftewel: "Polen betekend laten wij hier overnachten", Waarna de volgelingen van de rabbijn zich in Polen vestigden. Verder werd in deze duistere periode van de Joden de getto's opgericht, dit op bevel van de paus Paulus IV in 1516. Getto's waren wijken of straten welke afgesloten waren van de rest van de stad. 's Nacht mocht niemand hier in of uit en de poorten werden streng bewaakt door soldaten (een praktijk die de nazi's in de 2de Wereldoorlog weer toepasten).

De zestiende eeuw was voor de Joden een periode van tegenstellingen. In Polen werden ze verwelkomd, bij de moslims in het Ottomaanse rijk hadden ze de mogelijkheid om zich te ontplooien. Terwijl in landen als Spanje, Frankrijk, Duitsland en Engeland ze vervolgd werden. In deze periode besloot de koning van Spanje, Karel V de Joden in 1550 opnieuw te vervolgen. De Joden vluchtten ditmaal naar Nederland en Denemarken, als dank hiervoor financierden ze o.a. de West Indische Compagnie, die grote rijkdommen in Amerika exploiteerde. Toen in 1624 er door de Hollanders besloten werd om Brazilië te veroveren, welke onder Portugese heerschappij stond, leverden de Joden niet alleen geld maar ook vele jonge soldaten. In 1654 nadat de Portugezen Brazilië terug veroverd hadden, trokken de Joden naar Noord-Amerika. In dezelfde periode kwamen de Kozakken in de Oekraïne, welke onder Pools bestuur stond, in opstand. Ze hadden het met name voorzien op de Joden, die voornamelijk als agenten van de landeigenaars optraden. De Tsaar van Rusland, die een reden zocht om Polen aan te vallen, sloot zich aan bij de Kozakken en binnen 10 jaar werden meer dan 250.000 Joden vermoord. De overlevenden vluchtten naar Duitsland, Holland en andere plaatsen. Duitsland, dat bijna vernietigd was door de 30-jarige oorlog (1618-1648), nam hen gaarne op en stond toe dat ze naar universiteiten gingen en de Joden kregen belangrijke functies. In Nederland werd de Joodse filosoof Spinoza geboren, welke door zijn progressieve ideeën, zowel de Joodse als christelijke theologie op zijn grondvesten liet schudden. In deze eeuwen ontstond ook door de rabbijn Israël ben Eliezer (1708-1760) het chassidisme. De Talmoed werd hevig bestudeerd en op de diverse wetten die hierin staan, ontstonden mystieke reacties. In Safed in Galilea ontstond onder Spaanse Joden een mystieke opleving, het kabbalisme, dat naast mystieke tradities ook de taal en het alfabet in een mystiek waas hulde. Een goed voorbeeld hiervan is de 613 geboden, het getal 613 is dan afgeleid van de optelsom van de dagen van het jaar (365) en de organen van het menselijk lichaam (248). Door deze mystiek is het kabbalisme verworden tot een occult getallengegoochel (Kabbala=getallenleer).

Toen na de Franse Revolutie Napoleon keizer werd van Frankrijk, behandelde hij de Joden in de eerste instantie goed en beloofde hij ze tijdens zijn veldtocht in Egypte een nieuw tehuis in Palestina. Dit om hen zo aan te moedigen zich met hem te verenigen, als hij de Sultan van het Ottomaanse (=Turkse) rijk aan zou vallen. Maar de Joden herinnerde zich de hulp, die de Turken hun in de 16de eeuw gegeven hadden en weigerden. Dit had als gevolg dat een reeks strenge wetten afgekondigd werd, waardoor de Joden niet meer handel mochten drijven, soldaten die schulden hadden bij Joden werden nietig verklaard. Hierdoor en door andere maatregelen werden vele Joden arm. Aan het eind van de 19de eeuw spoelde zich nogmaals een golf van anti-Joodse gevoelens over Frankrijk. Deze werd veroorzaakt door de Franse Socialisten, die klaarblijkelijk geloofden, dat de Joden streefden naar de wereldheerschappij. Bekend is de zaak Dreyfus, welke aanleiding was voor het moderne zionisme gepropagandeerd door Herzl.

Slot, Ik hoop dat dit kort overzicht enigszins een beeld geeft van hoe het Jodendom zich ontwikkelde. Het is als volk van God door de eeuwen heen vervolgt, en we mogen de geestelijke leiders van de Joden bewonderen, dat ondanks de ondraaglijke levensomstandigheden, het moreel op peil wisten te houden en steeds weer inspiratie putten uit het Oude Testament. De geestelijken die iedere week op sabbat proclameren: "Geprezen bent U, Eeuwige die trouw blijft aan al Zijn woorden. Ontferm U over Sion, want dit is het huis van ons leven en moge U de vernederde van hart helpen, spoedig in onze dagen." en dat al vanaf de Griekse overheersing, 2300 jaar geleden! Mogen wij hier een voorbeeld aan nemen en dat ook wij steeds maar weer inspiratie mogen putten uit het Woord van God en deze mogen proclameren tot onze medebroeders en zusters.

Literatuur:

  • Jitschak Dasberg, Ch'mashah tomashi' Torah am Haftaroth.
  • Flavius Josephus, The Jewish War.
  • J.P. Lettinga, Grammatica van het Bijbels Hebreeuws.
  • Chaim Potok, Omzwervingen.
  • Rashi, Chamsah chomsi Torah phirosh Rashi, 'w Targum 'Onkulos.
  • P.A. Siebesma, Leerboek van het Bijbels Aramees.
  • W.Smit, Israël.
  • P. Somerset Fry, De wonderbaarlijke geschiedenis van het Joodse Volk.
  • Merrill C. Tenney, Pictorial Encyclopedia of the Bible.
  • Rabbi Meir Zlotowitz, Megillas Ruth.

  • Vloek of Zegen

    Nu we de verschillende visies over Israël en a.d.h. van de Romeinen-brief Paulus' visie op Israël, Jodendom hebben bekeken wil ik, gezien de politieke gebeurtenissen van de afgelopen weken, het hoofdstuk "islam" voorlopig overslaan en eerst dit hoofdstuk behandelen. Tevens aanleiding om dit hoofdstuk eerst te behandelen was de reden hoe erg iedereen het vond dat Rabin door een "extremistisch-orthodoxe Jood" vermoord was en hoe weinig men er bij stilstond, dat alles wat rondom en met het joodse volk gebeurt in handen van God is.

    Als wij de geschiedenis van de Joden bekijken dan valt een ding, politiek bezien, op: het Godsvertrouwen. Dit Godsvertrouwen is voor de Joden en bron van veiligheid, van geborgenheid. Of zoals David dat zegt in Psalm 23:4 "Zelfs al ga ik door een dood-donker dal, ik ben niet bang voor onheil, want U bent bij me." De reden van deze veiligheid, geborgenheid ligt in het verbond wat God sloot met de aartsvaders: Abraham, Izaäk en Jacob. In Deuteronomium 7 vers 6 en 9 wordt dit kernachtig samengevat: " heeft de Here uw God, uit alle volken op de aardbodem uitverkoren om zijn eigen volk te zijn", "opdat gij zoudt weten, dat de Here, uw God, de enige God is, de trouwe God, die het verbond en de goedertierenheid houdt jegens wie Hem liefhebben en zijn geboden onderhouden". Daar een verbond altijd twee partijen geldt, wordt in vers 10 aangegeven wat er gebeurt als men dit verbond overtreedt: "maar aan ieder persoonlijk van hen die Hem haten, oefent Hij vergelding door hem te gronde te richten". Als we nu de historie van de Joden bekijken dan blijkt dat als het volk op God vertrouwd het goed gaat, zodra men echter God verlaat dan gebeurt er allerlei onheil. Dit komt heel duidelijk naar voren in Deut. 28 waar de Zegen en de Vloek naast elkaar worden gezet:

    ZegenVloek Indien gij luistert naar de stem van de Here...Indien gij NIET luistert naar de stem van de Here... Gezegend zult gij zijn in de in de stad en gezegend op het veld.Vervloekt zult gij zijn in de stad en vervloekt op het veld. Gezegend zal zijn de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw bodem en de vrucht van uw vee; de worp van uw runderen en de dracht Vervloekt zal zijn de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw bodem, de worp van uw runderen van uw kleinvee. en de dracht van uw kleinvee. Gezegend zullen zijn uw mand en uw baktrog.Vervloekt zullen zijn uw mand en uw baktrog. De Here zal uw vijanden, die tegen u opstaan, verslagen aan u overleveren. Langs een enkele weg zullen zij tegen u optrekken, maar langs zeven wegen voor u vluchten.De Here zal u verslagen aan uw vijanden overleveren. Langs een enkele weg zult gij tegen hen optrekken, maar langs zeven wegen voor hen vluchten, zodat gij een schrikbeeld zult wezen voor alle koninkrijken der aarde.

    In het hele Oude Testament komt deze "Zegen en Vloek" naar voren maar ook tegenwoordig zien wij dit duidelijk bij het joodse volk. Een voorbeeld uit het Oude Testament is Saul: In het begin was Saul een godvruchtig man, zo zelfs dat er een spreekwoord was: "Is Saul ook onder de profeten?" (1Sam.10:12), en we zien dat het hem goed ging (hfdst. 11ev.) en de ene slag na de andere wint. Echter dan begint Saul te twijfelen en is ongehoorzaam aan God (hfdst. 15 ), hij laat Agag koning van Amelek in leven en sluit zelfs een verbond met hem en dit is het einde van zijn carrière. Niet lang hierna zien we dat hij en de Israëlieten sidderen bij het gehoon van de Filistijn Goliath. Toen echter David optrad in de naam van de Heer der Heerscharen versloeg hij, als herdersjongen met de wapens van een herder (een slinger een een steentje), de op en top bewapende gevechtsmachine Goliath. Ludwig Schneider uit Jeruzalem ziet hierin een parallel met het huidige Israël en de regering van Jitschak Rabin en schrijft in het Zoeklicht van 8 juli 1995: Een ieder die bekend is met Israël geschiedenis na 1948 vindt in deze chronologie (die van Saul) frappante parallellen: Een dappere joodse Staat houdt zich tegen een enorme overmacht van vijanden staande. Het was Jitschak Rabin die in de Onafhankelijkheidsoorlog het bevel voerde over de Jeruzalem-brigade. In de 5 oorlogen die de jonge Staat moest voeren om te blijven bestaan komt Israël als overwinnaar naar voren en in elke oorlog wint Israël er nog gebieden bij, waardoor de door God beloofde grenzen ongeveer bereikt werden (Ez. 47:13-20). Hier begint dan Israël’s ongehoorzaamheid, want in plaats van deze gebieden te annexeren sloot Israël met haar aartsvijanden een verdrag. Vanaf die tijd zien we hoe de helden van vroeger, speciaal J. Rabin, onder wiens bevel Jeruzalem werd veroverd, sidderen. Hoe meer de Filistijnen (=Palestijnen) honen, aangevoerd door Goliath Arafat en diens wapendrager Hamas, des te meer geeft Israël aan haar vijanden toe. De profeet Samuel smeekte echter voor God. Laten dan ook n Joden en Christenen biddend optreden voor een verscheurd Israël, opdat David, de door God gezalfde, een einde maakt aan de hoon van Israëls vijanden. Dat Israël’s regering nu zo onmachtig het honen van de Palestijnen en de terreur van de moslims verdraagt roept dringend op tot voorbede, want een vrede met vrees is geen vrede. Maar juist deze uitzichtloze situatie sterkt ons in de hoop op een spoedig ingrijpen van de Gezalfde. Tot zover het citaat van Ludwig Schneider. Andere voorbeelden uit het OT zijn Richteren 6 waar staat dat het volk Israël kwaad deed in de ogen van de Here, gevolg was dat de Midjanieten en de Amelekieten de gewassen op het veld vernietigden. Toen de Israëlieten zich tot God bekeerden werd de richter Gideon door God opgeroepen om deze vijanden te verjagen. Salomo (1Kon.1-10) had veel voorspoed, in hfdst. 11 vervalt hij tot afgoderij en we zien meteen dat de Edomieten optrekken. Een laatste voorbeeld lezen we in Hosea 1 en 2 waar sprake is van een huwelijk tussen God en Israël, en wel in het kader van ongeloof en afval (=huwelijksontrouw). De profeet moet zelfs een ontrouwe vrouw nemen (met alle ellende van dien) als beeld van het lijden van God aan de ontrouw van het volk. Hoofdstuk 2 vertelt, dat het verbond verbroken word en dus het huwelijk kapot dreigt te gaan. En toch, is er de vernieuwing van het verbond. Uit bovenstaande voorbeelden blijkt duidelijk dat Godsvertrouwen en politiek niet te scheiden is voor Israël, Gods volk. Wij horen vaak "Bidt Jeruzalem vrede toe" (Ps.122) maar deze vrede kan alleen van God komen, dus ons gebed in dezen is ook politiek: hemelse politiek. De laatste twee jaar hebben we gezien dat Israël de vrede najaagde misschien wel met de gedachte van Psalm 34:15 "zoek de vrede en jaag die na" maar ging voorbij aan de voorgaande verzen waar nadrukkelijk staat dat de vrede komt door naar God te gaan. Dit is hetgeen wat bedoeld wordt met "Bidt Jeruzalem vrede toe" het is onderdeel van een bedevaartlied, een lied dat gezongen werd als men naar de tempel van God te Jeruzalem ging. Als de Israëlische regeringsleiders dit essentiële punt "het Godsvertrouwen" vergeten, dan kan men zeggen "Vrede, vrede" terwijl "er geen vrede is" (Jer.8:10) gevolg is dan: "daarom zullen zij vallen onder de vallenden, ten tijde van hun bezoeking zullen zij struikelen, zegt de Here" (Jer.8:11).

    De positie van Israël wordt voortdurend van verschillende zijden aangevochten. Je zou kunnen spreken van 2 externe bedreigingen:

    1. Politiek, van de kant van de volkeren die de hand uitsteken naar Gods oogappel; Egypte, Amelek, Edom, Babel, Rome, en eigenlijk heel de geschiedenis door. Hierachter ligt het demonische antisemitisme: de nijd van de volkeren vanwege de keuze voor God. We zien hier ook de in het verloren paradijs geprofeteerde strijd tussen het slangenzaad en het vrouwenzaad.
    2. Cultuur en religieus. De cultuur en de religie van de volkeren rondom vormt een bedreiging, een gevaar van assimilatie, van aanpassing aan de omgeving; zo bv. in de Kanaanitische cultuur (Baal), hellenisme, West-Europa, Amerika, tot op de dag van vandaag.
    3. Ongehoorzaamheid en ongeloof, die de toorn van God oproepen. Daarop komt de soms ongezouten kritiek van de profeten.
    4. Religieuze en cultische zelfgenoegzaamheid; `verbondsautomatisme': des Heren tempel is dit. Wie doet me wat. Ook in de profetische kritiek op de religieuze en cultische zelfgenoegzaamheid van het volk vallen soms hartige woorden. Maar altijd met de bedoeling om vanuit de trouw van God tot bekering te roepen!

    Tot slot een aantal politieke "hot-items" betreffende Israël:


    Koop nu