Baal (Hebreeuws בַּעַל H1168, Grieks Βάαλ G896), een persoonsnaam en de naam van een afgod. Betekenis: eigenaar, meester, heer, echtgenoot.
Het woord verschijnt een enkele keer in het OT als een persoonsnaam (1 Kr. 5:5; 8:30; 9:36).
In het algemeen wordt een Kanaänitische afgod ermee bedoeld. Hetzij als lokale afgod, als een plaatsnaam erbij wordt gezet (Baäl-Peor Num 25:3; Baäl-Gad Joz. 11:17; Baäl-Hermon Richt 3:3), of als een specifieke godheid (bv. Baäl-Berith = "Baäl van het verbond" Richt. 8:33; Baäl-zebub van Baäl-zebul = "Baäl-prins" 2 Kon 1:2), of als een natuurgod (Haddu of Haddad de dondergod).
Het is niet een scheppende god, Baal is de zoon van El.
In de Ugaritische literatuur verschijnt de naam Baäl meer dan 150 keer, de vorm Aliyan Baäl is meer dan 70 keer gevonden.
Stele Baäl met bliksemschicht, 15th-13th century v.C. Gevonden in Ras Shamra.
Er zijn aanwijzingen dat Baäl in Egypte werd vereerd, maar was geen serieuze dreiging voor de lokale Egyptische religie.
In Carthago komt de naam voor in de vorm Bal, die o.a. een bestanddeel vormt van persoonsnamen als Hannibal, Hasdrubal etc.
Palmyra, Tempel van Baäl (GoogleMaps)
![]() ![]() ![]() |
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!