AB | En het meisje was zeer knap van uiterlijk, een maagd, en geen man had gemeenschap met haar gehad; en zij daalde af naar de waterbron, en vulde haar kruik, en ging naar boven. |
SV | En die jonge dochter was zeer schoon van aangezicht, een maagd, en geen man had haar bekend; en zij ging af naar de fontein, en vulde haar kruik, en ging op. |
WLC | וְהַֽנַּעֲרָ֗ טֹבַ֤ת מַרְאֶה֙ מְאֹ֔ד בְּתוּלָ֕ה וְאִ֖ישׁ לֹ֣א יְדָעָ֑הּ וַתֵּ֣רֶד הָעַ֔יְנָה וַתְּמַלֵּ֥א כַדָּ֖הּ וַתָּֽעַל׃ |
Trans. | wəhanna‘ărā ṭōḇaṯ marə’eh mə’ōḏ bəṯûlâ wə’îš lō’ yəḏā‘āh watēreḏ hā‘ayənâ watəmallē’ ḵadāh watā‘al: |
En die jonge dochter was zeer schoon van aangezicht, een maagd, en geen man had haar bekend; en zij ging af naar de fontein, en vulde haar kruik, en ging op.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En die jonge dochter was zeer schoon van aangezicht, een maagd, en geen man had haar bekend; en zij ging af naar de fontein, en vulde haar kruik, en ging op.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!