SV | En hij kwam bij, en hij kuste hem; toen rook hij den reuk zijner klederen, en zegende hem; en hij zeide: Zie, de reuk mijns zoons is als de reuk des velds, hetwelk de HEERE gezegend heeft. |
WLC | וַיִּגַּשׁ֙ וַיִּשַּׁק־לֹ֔ו וַיָּ֛רַח אֶת־רֵ֥יחַ בְּגָדָ֖יו וַֽיְבָרֲכֵ֑הוּ וַיֹּ֗אמֶר רְאֵה֙ רֵ֣יחַ בְּנִ֔י כְּרֵ֣יחַ שָׂדֶ֔ה אֲשֶׁ֥ר בֵּרֲכֹ֖ו יְהוָֽה׃ |
Trans. | wayyigaš wayyiššaq-lwō wayyāraḥ ’eṯ-rêḥa bəḡāḏāyw wayəḇārăḵēhû wayyō’mer rə’ēh rêḥa bənî kərêḥa śāḏeh ’ăšer bērăḵwō JHWH: |
En hij kwam bij, en hij kuste hem; toen rook hij den reuk zijner klederen, en zegende hem; en hij zeide: Zie, de reuk mijns zoons is als de reuk des velds, hetwelk de HEERE gezegend heeft.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En hij kwam bij, en hij kuste hem; toen rook hij den reuk zijner klederen, en zegende hem; en hij zeide: Zie, de reuk mijns zoons is als de reuk des velds, hetwelk de HEERE gezegend heeft.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!