SV | En zij voer voort te baren zijn broeder Habel; en Habel werd een schaapherder, en Kain werd een landbouwer. |
WLC | וַתֹּ֣סֶף לָלֶ֔דֶת אֶת־אָחִ֖יו אֶת־הָ֑בֶל וַֽיְהִי־הֶ֙בֶל֙ רֹ֣עֵה צֹ֔אן וְקַ֕יִן הָיָ֖ה עֹבֵ֥ד אֲדָמָֽה׃ |
Trans. | watōsef lāleḏeṯ ’eṯ-’āḥîw ’eṯ-hāḇel wayəhî-heḇel rō‘ēh ṣō’n wəqayin hāyâ ‘ōḇēḏ ’ăḏāmâ: |
A | 2b-5 | verhalend | Kaïn+Abel actief, God passief, Kaïn+Abel naderen God |
B | 6-7 | dialoog | God ondervraagt Kaïn |
C | 8 | verhalend | Kaïn+Abel |
B' | 9-14 | dialoog | God ondervraagt Kaïn |
A' | 15-16 | verhalend | God actief, Kaïn passief, Kaïn wijkt af van God |
En zij voer voort te baren zijn broeder Habel; en Habel werd een schaapherder, en Kain werd een landbouwer.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En zij voer voort te baren zijn broeder Habel; en Habel werd een schaapherder, en Kain werd een landbouwer.
____Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!