Aantekeningen bij de Bijbel
Vragen, overdenkingen en achtergronden over de Bijbel,
welke resulteren in allerlei aantekeningen.
SV | Zalig zijn zij, die Zijn geboden doen, opdat hun macht zij aan den boom des levens, en zij door de poorten mogen ingaan in de stad. |
Steph | μακαριοι οι ποιουντεσ τας εντολασ αυτου ινα εσται η εξουσια αυτων επι το ξυλον της ζωης και τοις πυλωσιν εισελθωσιν εις την πολιν
|
Trans. | makarioi oi poiountes̱ tas entolas̱ autou ina estai ē exousia autōn epi to xylon tēs zōēs kai tois pylōsin eiselthōsin eis tēn polin |
Algemeen
Zie ook: Boom des Levens, Zaligsprekingen
Aantekeningen
Zalig zijn zij, die Zijn geboden doen, opdat hun macht zij aan den boom des levens, en zij door de poorten mogen ingaan in de stad.
- Zalig, In de zin van "gezegend, intens gelukkig".
- Zalig zijn zij, de laatste van de zeven zaligsprekingen in Openbaring; nl. de gelovigen die Zijn geboden hebben gehouden, dit in tegenstelling tot de zondaars die in het volgende vers worden genoemd.
- geboden, de apostel Johannes maakt in zijn Evangelie, brieven en Openbaring een verschil tussen geboden en wetten (→ De geboden in Johannes en vertaalnotities).
- hun macht zij aan; HSV "zij recht mogen hebben op", nl. van de gemeenten (cf. vs. 16).
Vertaalnotities
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
πυλωσιν
zij door de poorten
|
Zalig zijn zij, die Zijn geboden doen, opdat hun macht zij aan den boom des levens, en zij door de poorten mogen ingaan in de stad.
- die Zijn geboden doen, komt alleen in de Byzantijnse manuscripten voor, in de oudere manuscripten staat πλύνοντες τὰς στολὰς αὐτῶν "zij die hun kleren wassen".
- εντολας G1785 De apostel Johannes maakt in zijn Evangelie, brieven en Openbaring een duidelijk onderscheid tussen νόμος G3551 "wet (van Mozes)" (Joh.1:17, 45; 7:19, 23, 49, 51; 8:5, 17; 10:34; 12:34; 15:25; 18:31; 19:7) en ἐντολή G1785 "gebod, bevel" (Joh. 10:18; 11:57; 12:49-50; 13:34; 14:15, 21; 15:10, 12; 1 Joh. 2:3-4, 7-8; 3:22-24; 4:21; 5:2-3; 2 Joh. 1:4-6; Opb. 12:17; 14:12; 22:14)
____
- πλύνοντες τὰς στολὰς αὐτῶν "zij die hun kleren wassen" א A 1006 1841 2020 (2050 πλύναντες) 2053 2062 pc itar itc itdem itdiv ithaf vg copsa eth Ambrose Apringius Fulgentius Ps-Athanasiusmss (Primasius) Haymo WH TILC CEI Riv TILC Nv NM; πλατύνοντες τὰς στολὰς αὐτῶν Ps-Athanasius; ποιοῦντες τὰς ἐντολὰς αὐτοῦ "zij die zijn geboden doen" 046 94 205 209 1611supp 1854 1859 2030 2042 2065 2073 2138 2329 2377 2432 2814 Byz itgig syrph syrh copbo (arm τεροῦντες τὰς) Tertullian Cyprian Tyconius (Caesarius) Andrew (Beatus) Arethas ς ND Dio; "die Zijn geboden doen" komt niet voor in alle handschriften (derhalve ook niet in de NBG51, NBV en WV96, in plaats daarvan hebben zij "die hun kleren wassen")
- Lacune in minuscule 218, δ 300 (C.R. Gregory, Textkritik des Neuen Testamentes, p. 168): Opb. 13:5-14:8; 15:7-17:2; 18:10-19:15; 20:7-22:21;
Koop nu
Commentaar
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!