Johannes 9:17 | Zij zeiden wederom tot den blinde: Gij, wat zegt gij van Hem; dewijl Hij uw ogen geopend heeft? En hij zeide: Hij is een Profeet. |
Johannes 9:21 | Maar hoe hij nu ziet, weten wij niet; of wie zijn ogen geopend heeft, weten wij niet; hij heeft [zijn] ouderdom, vraagt hemzelven; hij zal van zichzelven spreken. |
Johannes 9:26 | En zij zeiden wederom tot hem: Wat heeft Hij u gedaan? Hoe heeft Hij uw ogen geopend? |
Johannes 9:30 | De mens antwoordde, en zeide tot hen: Hierin is immers [wat] wonders, dat gij niet weet, van waar Hij is, en [nochtans] heeft Hij mijn ogen geopend. |
Johannes 9:32 | Van [alle] eeuw is het niet gehoord, dat iemand eens blindgeborenen ogen geopend heeft. |
Johannes 10:3 | Dezen doet de deurwachter open, en de schapen horen zijn stem; en hij roept zijn schapen bij name, en leidt ze uit. |
Johannes 10:21 | Anderen zeiden: Dit zijn geen woorden eens bezetenen; kan ook de duivel der blinden ogen openen? |
Johannes 11:37 | En sommigen uit hen zeiden: Kon Hij, Die de ogen des blinden geopend heeft, niet maken, dat ook deze niet gestorven ware? |
Handelingen 5:19 | Maar de engel des Heeren opende des nachts de deuren der gevangenis en leidde hen uit, en zeide: |
Handelingen 5:23 | Zeggende: Wij vonden wel den kerker met alle verzekerdheid toegesloten, en de wachters buiten staande voor de deuren; maar als wij [die] geopend hadden, vonden wij niemand daarbinnen. |
Handelingen 7:56 | En hij zeide: Ziet, ik zie de hemelen geopend, en den Zoon des mensen, staande ter rechter[hand] Gods. |
Handelingen 8:32 | En de plaats der Schriftuur, die hij las, was deze: Hij is gelijk een schaap ter slachting geleid; en gelijk een lam stemmeloos is voor dien, die het scheert, alzo doet Hij Zijn mond niet open. |
Handelingen 8:35 | En Filippus deed zijn mond open en beginnende van diezelfde Schrift, verkondigde hem Jezus. |
Handelingen 9:8 | En Saulus stond op van de aarde; en als hij zijn ogen opendeed, zag hij niemand. En zij, hem bij de hand leidende, brachten hem te Damaskus. |
Handelingen 9:40 | Maar Petrus, hebbende hen [allen] uitgedreven, knielde neder en bad: en zich kerende tot het lichaam, zeide hij: Tabitha, sta op! En zij deed haar ogen open, en Petrus gezien hebbende, zat zij over einde. |
Handelingen 10:11 | En hij zag den hemel geopend, en een zeker vat tot hem nederdalen, gelijk een groot linnen laken, aan de vier hoeken gebonden, en nedergelaten op de aarde; |
Handelingen 10:34 | En Petrus, den mond opendoende, zeide: Ik verneem in der waarheid, dat God geen aannemer des persoons is; |
Handelingen 12:10 | En als zij door de eerste en tweede wacht gegaan waren, kwamen zij aan de ijzeren poort, die naar de stad leidt; dewelke van zelve hun geopend werd. En uitgegaan zijnde, gingen zij een straat voort, en terstond scheidde de engel van hem. |
Handelingen 12:14 | En zij de stem van Petrus bekennende, deed van blijdschap de voorpoort niet open, maar liep naar binnen en boodschapte, dat Petrus voor [aan] de voorpoort stond. |
Handelingen 12:16 | Maar Petrus bleef kloppende: en als zij opengedaan hadden, zagen zij hem, en ontzetten zich. |