Markus 11:6 | Doch zij zeiden tot hen, gelijk Jezus bevolen had; en zij lieten hen gaan. |
Markus 11:16 | En liet niet toe, dat iemand enig vat door den tempel droeg. |
Markus 11:25 | En wanneer gij staat om te bidden, vergeeft, indien gij iets hebt tegen iemand; opdat ook uw Vader, Die in de hemelen is, ulieden uw misdaden vergeve. |
Markus 11:26 | Maar indien gij niet vergeeft, zo zal uw Vader, Die in de hemelen is, ook uw misdaden niet vergeven. |
Markus 12:12 | En zij zochten Hem te vangen, maar zij vreesden de schare; want zij verstonden, dat Hij die gelijkenis op hen sprak; en zij verlieten Hem en gingen weg. |
Markus 12:19 | Meester! Mozes heeft ons geschreven: Indien iemands broeder sterft, en een vrouw achterlaat, en geen kinderen nalaat, dat zijn broeder deszelfs vrouw nemen zal en zijn broeder zaad verwekken. |
Markus 12:20 | Er waren nu zeven broeders, en de eerste nam een vrouw, en stervende liet geen zaad na. |
Markus 12:21 | De tweede nam haar ook, en is gestorven, en ook deze liet geen zaad na; en de derde desgelijks. |
Markus 12:22 | En [al] de zeven namen dezelve, en lieten geen zaad na; de laatste van allen is ook de vrouw gestorven. |
Markus 13:2 | En Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Ziet gij deze grote gebouwen? Er zal niet [een] steen op den [anderen] steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden. |
Markus 13:34 | Gelijk een mens, buitenslands reizende, zijn huis verliet, en zijn dienstknechten macht gaf, en elk zijn werk, en den deurwachter gebood, dat hij zou waken; |
Markus 14:6 | Maar Jezus zeide: Laat af van haar; wat doet gij haar moeite aan? Zij heeft een goed werk aan Mij gewrocht. |
Markus 14:50 | En zij, Hem verlatende, zijn allen gevloden. |
Markus 15:36 | En er liep een, en vulde een spons met edik, en stak ze op een rietstok, en gaf Hem te drinken, zeggende: Houdt stil, laat ons zien, of Elias komt, om Hem af te nemen. |
Markus 15:37 | En Jezus, een grote stem van [Zich] gegeven hebbende, gaf den geest. |
Lukas 4:39 | En staande boven haar, bestrafte Hij de koorts, en [de koorts] verliet haar; en zij van stonde aan opstaande, diende henlieden. |
Lukas 5:11 | En als zij de schepen aan land gestuurd hadden, verlieten zij alles, en volgden Hem. |
Lukas 5:20 | En Hij ziende hun geloof, zeide tot hem: Mens, uw zonden zijn u vergeven. |
Lukas 5:21 | En de Schriftgeleerden en de Farizeen begonnen te overdenken, zeggende: Wie is Deze, Die [gods]lastering spreekt? Wie kan de zonden vergeven, dan God alleen? |
Lukas 5:23 | Wat is lichter te zeggen: Uw zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op en wandel? |