G1526 εἰσί
zijn, waren

Bijbelteksten

Romeinen 13:6Want daarom betaalt gij ook schattingen; want zij zijn dienaars van God, in ditzelve geduriglijk bezig zijnde.
Romeinen 15:27Want het heeft hun [zo] goed gedacht; ook zijn zij hun schuldenaars; want indien de heidenen hunner geestelijke [goederen] deelachtig zijn geworden, zo zijn zij ook schuldig hen van lichamelijke [goederen] te dienen.
Romeinen 16:7Groet Andronikus en Junias, mijn magen, en mijn medegevangenen, welke vermaard zijn onder de apostelen, die ook voor mij in Christus geweest zijn.
1 Corinthiers 1:11Want mij is van u bekend gemaakt, mijn broeders, door die van [het huisgezin] van Chloe [zijn], dat er twisten onder u zijn.
1 Corinthiers 3:8En die plant, en die nat maakt, zijn een; maar een iegelijk zal zijn loon ontvangen naar zijn arbeid.
1 Corinthiers 3:20En wederom: De Heere kent de overleggingen der wijzen, dat zij ijdel zijn.
1 Corinthiers 8:5Want hoewel er ook zijn, die goden genaamd worden, hetzij in den hemel, hetzij op de aarde (gelijk er vele goden en vele heren zijn),
1 Corinthiers 10:18Ziet Israel, dat naar het vlees is: hebben niet degenen, die de offeranden eten, gemeenschap met het altaar?
1 Corinthiers 12:4En er is verscheidenheid der gaven, doch het is dezelfde Geest;
1 Corinthiers 12:5En er is verscheidenheid der bedieningen, en het is dezelfde Heere;
1 Corinthiers 12:6En er is verscheidenheid der werkingen, doch het is dezelfde God, Die alles in allen werkt.
1 Corinthiers 14:22Zo dan, de [vreemde] talen zijn tot een teken niet dengenen, die geloven, maar den ongelovigen; en de profetie niet den ongelovigen, maar dengenen, die geloven.
1 Corinthiers 14:37Indien iemand meent een profeet te zijn, of geestelijke, die erkenne, dat, hetgeen ik u schrijf, des Heeren geboden zijn.
2 Corinthiers 11:22Zijn zij Hebreen? Ik ook. Zijn zij Israelieten? Ik ook. Zijn zij het zaad van Abraham? Ik ook.
2 Corinthiers 11:23Zijn zij dienaars van Christus? (ik spreek onwijs zijnde) ik ben boven [hen]; in arbeid overvloediger, in slagen uitnemender, in gevangenissen overvloediger, in doods[gevaar] menigmaal.
Galaten 1:7Daar er geen ander is; maar er zijn sommigen, die u ontroeren, en het Evangelie van Christus willen verkeren.
Galaten 3:7Zo verstaat gij dan, dat degenen, die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn.
Galaten 3:10Want zovelen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder den vloek; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.
Galaten 4:24Hetwelk dingen zijn, die andere beduiding hebben; want deze zijn de twee verbonden; het ene van den berg Sinai, tot dienstbaarheid barende, hetwelk is Agar.
Efeziers 5:16Den tijd uitkopende, dewijl de dagen boos zijn.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken