Hebreeen 11:37 | Zijn gestenigd geworden, in stukken gezaagd, verzocht, door het zwaard ter dood gebracht; hebben gewandeld in schaapsvellen [en] in geitenvellen; verlaten, verdrukt, kwalijk gehandeld zijnde; |
Hebreeen 13:3 | Gedenkt der gevangenen, alsof gij mede gevangen waart; [en] dergenen, die kwalijk gehandeld worden, alsof gij ook zelven in het lichaam [kwalijk gehandeld] waart. |