Markus 7:22 | Dieverijen, gierigheden, boosheden, bedrog, ontuchtigheid, een boos oog, lastering, hovaardij, onverstand. |
Lukas 12:15 | En Hij zeide tot hen: Ziet toe en wacht u van de gierigheid; want het is niet in den overvloed [gelegen], dat iemand leeft uit zijn goederen. |
Romeinen 1:29 | Vervuld zijnde met alle ongerechtigheid, hoererij, boosheid, gierigheid, kwaadheid, vol van nijdigheid, moord, twist, bedrog, kwaadaardigheid; |
2 Corinthiers 9:5 | Ik heb dan nodig geacht deze broeders te vermanen, dat zij eerst tot u zouden komen, en voorbereiden uw te voren aangedienden zegen; opdat die gereed zij, alzo als een zegen, en niet als een vrekheid. |
Efeziers 4:19 | Welke, ongevoelig geworden zijnde, zichzelven hebben overgegeven tot ontuchtigheid, om alle onreinigheid gieriglijk te bedrijven. |
Efeziers 5:3 | Maar hoererij en alle onreinigheid, of gierigheid, laat ook onder u niet genoemd worden, gelijkerwijs het den heiligen betaamt, |
Colossenzen 3:5 | Doodt dan uw leden die op de aarde zijn, [namelijk] hoererij, onreinigheid, [schandelijke] beweging, kwade begeerlijkheid, en de gierigheid, welke is afgodendienst; |
1 Thessalonicensen 2:5 | Want wij hebben nooit met pluimstrijkende woorden omgegaan, gelijk gij weet, noch met [enig] bedeksel van gierigheid; God is Getuige! |
2 Petrus 2:3 | En zij zullen door gierigheid, met gemaakte woorden, van u een koopmanschap maken; over welke het oordeel van over lang niet ledig is, en hun verderf sluimert niet. |
2 Petrus 2:14 | Hebbende de ogen vol overspel, en die niet ophouden van zondigen; verlokkende de onvaste zielen, hebbende het hart geoefend in gierigheid, kinderen der vervloeking; |