Mattheus 27:29 | En een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten [die] op Zijn hoofd, en een rietstok in Zijn rechter[hand]; en vallende op hun knieen voor Hem, bespotten zij Hem, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden! |
Markus 15:17 | En deden Hem een purperen mantel aan, en een doornenkroon gevlochten hebbende, zetten Hem [die] op; |
Johannes 19:2 | En de krijgsknechten, een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten [die] op Zijn hoofd, en wierpen Hem een purperen kleed om; |
Johannes 19:5 | Jezus dan kwam uit, dragende de doornenkroon, en het purperen kleed. En [Pilatus] zeide tot hen: Ziet, de Mens! |
1 Corinthiers 9:25 | En een iegelijk, die [om prijs] strijdt, onthoudt zich in alles. Dezen dan [doen] wel [dit], opdat zij een verderfelijke kroon zouden ontvangen, maar wij een onverderfelijke. |
Filippenzen 4:1 | Zo dan, mijn geliefde en zeer gewenste broeders, mijn blijdschap en kroon, staat alzo in den Heere, geliefden! |
1 Thessalonicensen 2:19 | Want welke is onze hoop, of blijdschap, of kroon des roems? Zijt gij die ook niet voor onzen Heere Jezus Christus in Zijn toekomst? |
2 Timotheus 4:8 | Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in dien dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning liefgehad hebben. |
Jakobus 1:12 | Zalig is de man, die verzoeking verdraagt; want als hij beproefd zal geweest zijn, zal hij de kroon des levens ontvangen, welke de Heere beloofd heeft dengenen, die Hem liefhebben. |
1 Petrus 5:4 | En als de overste Herder verschenen zal zijn, zo zult gij de onverwelkelijke kroon der heerlijkheid behalen. |
Openbaring 2:10 | Vrees geen der dingen, die gij lijden zult. Ziet, de duivel zal [enigen] van ulieden in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt; en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Zijt getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens. |
Openbaring 3:11 | Zie, Ik kom haastelijk; houd dat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme. |
Openbaring 4:4 | En rondom den troon waren vier en twintig tronen; en op de tronen zag ik de vier en twintig ouderlingen zittende, bekleed met witte klederen, en zij hadden gouden kronen op hun hoofden. |
Openbaring 4:10 | Zo vielen de vier en twintig ouderlingen voor Hem, Die op den troon zat, en aanbaden Hem, Die leeft in alle eeuwigheid, en wierpen hun kronen voor den troon, zeggende: |
Openbaring 6:2 | En ik zag, en ziet, een wit paard, en Die daarop zat, had een boog; en Hem is een kroon gegeven, en Hij ging uit overwinnende, en opdat Hij overwonne! |
Openbaring 9:7 | En de gedaanten der sprinkhanen waren den paarden gelijk, die tot den oorlog bereid zijn; en op hun hoofden waren als kronen, het goud gelijk, en hun aangezichten als aangezichten van mensen. |
Openbaring 12:1 | En er werd een groot teken gezien in den hemel; [namelijk] een vrouw, bekleed met de zon; en de maan was onder haar voeten, en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren; |
Openbaring 14:14 | En ik zag, en ziet, een witte wolk, en op de wolk was Een gezeten, des mensen Zoon gelijk, hebbende op Zijn hoofd een gouden kroon; en in Zijn hand een scherpe sikkel. |