G4739 στήκω
staan, volharden, standvastig zijn

Bijbelteksten

Markus 11:25En wanneer gij staat om te bidden, vergeeft, indien gij iets hebt tegen iemand; opdat ook uw Vader, Die in de hemelen is, ulieden uw misdaden vergeve.
Romeinen 14:4Wie zijt gij, die eens anderen huisknecht oordeelt? Hij staat, of hij valt zijn eigen heer; doch hij zal vastgesteld worden, want God is machtig hem vast te stellen.
1 Corinthiers 16:13Waakt, staat in het geloof, houdt u mannelijk, zijt sterk.
Galaten 5:1Staat dan in de vrijheid, met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen.
Filippenzen 1:27Alleenlijk wandelt waardiglijk het Evangelie van Christus, opdat, hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwezig ben, ik van uw zaken moge horen, dat gij staat in een geest, met een gemoed gezamenlijk strijdende door het geloof des Evangelies;
Filippenzen 4:1Zo dan, mijn geliefde en zeer gewenste broeders, mijn blijdschap en kroon, staat alzo in den Heere, geliefden!
1 Thessalonicensen 3:8Want nu leven wij, indien gij [vast] staat in den Heere.
2 Thessalonicensen 2:15Zo dan, broeders, staat [vast] en houdt de inzettingen, die u geleerd zijn, hetzij door [ons] woord, hetzij door onzen zendbrief.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs