Mattheus 17:10 | En Zijn discipelen vraagden Hem, zeggende: Wat zeggen dan de Schriftgeleerden, dat Elias eerst moet komen? |
Mattheus 17:12 | Maar Ik zeg u, dat Elias nu gekomen is, en zij hebben hem niet gekend; doch zij hebben aan hem gedaan, al wat zij hebben gewild; alzo zal ook de Zoon des mensen van hen lijden. |
Mattheus 17:13 | Toen verstonden de discipelen dat Hij hun van Johannes de Doper gesproken had. |
Mattheus 17:16 | En ik heb hem tot Uw discipelen gebracht, en zij hebben hem niet kunnen genezen. |
Mattheus 17:18 | En Jezus bestrafte hem, en de duivel ging van hem uit, en het kind werd genezen van die ure af. |
Mattheus 17:24 | En als zij te Kapernaum ingekomen waren, gingen tot Petrus die de didrachmen ontvingen, en zeiden: Uw Meester, betaalt Hij de didrachmen niet? |
Mattheus 17:25 | Hij zeide: Ja. En toen hij in huis gekomen was, voorkwam hem Jezus, zeggende: Wat dunkt u, Simon! de koningen der aarde, van wie nemen zij tollen of schatting, van hun zonen, of van de vreemden? |
Mattheus 18:1 | Te dierzelfder ure kwamen de discipelen tot Jezus, zeggende: Wie is toch de meeste in het Koninkrijk der hemelen? |
Mattheus 18:2 | En Jezus een kindeken tot Zich geroepen hebbende, stelde dat in het midden van hen; |
Mattheus 18:15 | Maar indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga heen en bestraf hem tussen u en hem alleen; indien hij u hoort, zo hebt gij uw broeder gewonnen. |
Mattheus 18:23 | Daarom wordt het Koninkrijk der hemelen vergeleken bij een zeker koning, die rekening met zijn dienstknechten houden wilde. |
Mattheus 18:25 | En als hij niet had, om te betalen, beval zijn heer, dat men hem zou verkopen, en zijn vrouw en kinderen, en al wat hij had, en dat [de schuld] zou betaald worden. |
Mattheus 18:27 | En de heer van dezen dienstknecht, met barmhartigheid innerlijk bewogen zijnde, heeft hem ontslagen, en de schuld hem kwijtgescholden. |
Mattheus 18:31 | Als nu zijn mededienstknechten zagen, hetgeen geschied was, zijn zij zeer bedroefd geworden; en komende, verklaarden zij hunnen heer al wat er geschied was. |
Mattheus 18:32 | Toen heeft hem zijn heer tot zich geroepen, en zeide tot hem: Gij boze dienstknecht, al die schuld heb ik u kwijtgescholden, dewijl gij mij gebeden hebt; |
Mattheus 18:33 | Behoordet gij ook niet u over uw mededienstknecht te ontfermen, gelijk ik ook mij over u ontfermd heb? |
Mattheus 18:34 | En zijn heer, vertoornd zijnde, leverde hem den pijnigers over, totdat hij zou betaald hebben al wat hij hem schuldig was. |
Mattheus 19:1 | En het geschiedde, toen Jezus deze woorden geeindigd had, dat Hij vertrok van Galilea, en kwam over de Jordaan, in de landpalen van Judea. |
Mattheus 19:2 | En vele scharen volgden Hem, en Hij genas ze aldaar. |
Mattheus 19:3 | En de Farizeen kwamen tot Hem, verzoekende Hem, en zeggende tot Hem: Is het een mens geoorloofd zijn vrouw te verlaten, om allerlei oorzaak? |