Romeinen 8:8 | En die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen. |
Romeinen 8:39 | Noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere. |
Romeinen 9:21 | Of heeft de pottenbakker geen macht over het leem, om uit denzelfden klomp te maken, het ene vat ter ere, en het andere ter onere? |
Romeinen 9:22 | En of God, willende [Zijn] toorn bewijzen, en Zijn macht bekend maken, met vele lankmoedigheid verdragen heeft de vaten des toorns, tot het verderf toebereid; |
Romeinen 10:3 | Want alzo zij de rechtvaardigheid Gods niet kennen, en hun eigen gerechtigheid zoeken op te richten, zo zijn zij der rechtvaardigheid Gods niet onderworpen. |
Romeinen 11:11 | Zo zeg ik dan: Hebben zij gestruikeld, opdat zij vallen zouden? Dat zij verre; maar door hun val [is] de zaligheid den heidenen [geworden], om hen tot jaloersheid te verwekken. |
Romeinen 11:23 | Maar ook zij, indien zij in het ongeloof niet blijven, zullen ingeent worden; want God is machtig om dezelve weder in te enten. |
Romeinen 12:1 | Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige [en] Gode welbehagelijke offerande, [welke is] uw redelijke godsdienst. |
Romeinen 14:4 | Wie zijt gij, die eens anderen huisknecht oordeelt? Hij staat, of hij valt zijn eigen heer; doch hij zal vastgesteld worden, want God is machtig hem vast te stellen. |
Romeinen 15:8 | En ik zeg, dat Jezus Christus een dienaar geworden is der besnijdenis, vanwege de waarheid Gods, opdat Hij bevestigen zou de beloftenissen der vaderen; |
Romeinen 15:9 | En de heidenen God vanwege de barmhartigheid zouden verheerlijken; gelijk geschreven is: Daarom zal ik U belijden onder de heidenen, en Uw Naam lofzingen. |
Romeinen 15:27 | Want het heeft hun [zo] goed gedacht; ook zijn zij hun schuldenaars; want indien de heidenen hunner geestelijke [goederen] deelachtig zijn geworden, zo zijn zij ook schuldig hen van lichamelijke [goederen] te dienen. |
1 Corinthiers 1:21 | Want nademaal, in de wijsheid Gods, de wereld God niet heeft gekend door de wijsheid, zo heeft het Gode behaagd, door de dwaasheid der prediking, zalig te maken, die geloven; |
1 Corinthiers 3:1 | En ik, broeders, kon tot u niet spreken als tot geestelijken, maar als tot vleselijken, als tot jonge kinderen in Christus. |
1 Corinthiers 6:5 | Ik zeg u [dit] tot schaamte. Is er [dan] alzo onder u geen, die wijs is, ook niet een, die zou kunnen oordelen tussen zijn broeders? |
1 Corinthiers 7:9 | Maar indien zij zich niet kunnen onthouden, dat zij trouwen; want het is beter te trouwen dan te branden. |
1 Corinthiers 11:25 | Desgelijks [nam] Hij ook den drinkbeker, na het eten des avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed. Doet dat, zo dikwijls als gij [dien] zult drinken, tot Mijn gedachtenis. |
1 Corinthiers 14:19 | Maar ik wil [liever] in de Gemeente vijf woorden spreken met mijn verstand, opdat ik ook anderen moge onderwijzen, dan tien duizend woorden in een [vreemde] taal. |
1 Corinthiers 15:50 | Doch dit zeg ik, broeders, dat vlees en bloed het Koninkrijk Gods niet beerven kunnen, en de verderfelijkheid beerft de onverderfelijkheid niet. |
1 Corinthiers 16:7 | Want ik wil u nu niet zien in het voorbijgaan, maar ik hoop enigen tijd bij u te blijven, indien het de Heere zal toelaten. |