Psalm 51:17 | Heere, open mijn lippen, zo zal mijn mond Uw lof verkondigen. |
Psalm 54:6 | Ziet, God is mij een Helper; de Heere is onder degenen, die mijn ziel ondersteunen. |
Psalm 55:10 | Verslind hen, HEERE! deel hun tong; want ik zie wrevel en twist in de stad. |
Psalm 57:10 | Ik zal U loven onder de volken, o Heere! ik zal U psalmzingen onder de natien. |
Psalm 59:12 | Dood hen niet, opdat mijn volk [het] niet vergete; doe hen omzwerven door Uw macht, en werp hen neder, o Heere, ons Schild! |
Psalm 62:13 | En de goedertierenheid, o Heere! is Uwe; want Gij zult een iegelijk vergelden naar zijn werk. |
Psalm 66:18 | Had ik naar ongerechtigheid met mijn hart gezien, de Heere zou niet gehoord hebben. |
Psalm 68:12 | De HEERE gaf te spreken; der boodschappers van goede tijdingen was een grote heirschaar. |
Psalm 68:18 | Gods wagenen zijn tweemaal tien duizend, de duizenden verdubbeld. De Heere is onder hen, een Sinai in heiligheid! |
Psalm 68:20 | Geloofd zij de HEERE; dag bij dag overlaadt Hij ons. Die God [is] onze Zaligheid. Sela. |
Psalm 68:21 | Die God is ons een God van volkomene Zaligheid; en bij den HEERE, den Heere, zijn uitkomsten tegen den dood. |
Psalm 68:23 | De Heere heeft gezegd: Ik zal wederbrengen uit Basan; Ik zal wederbrengen uit de diepten der zee; |
Psalm 68:33 | Gij koninkrijken der aarde, zingt Gode; psalmzingt den Heere! Sela. |
Psalm 69:7 | Laat hen door mij niet beschaamd worden, die U verwachten, o Heere, HEERE der heirscharen, laat hen door mij niet te schande worden, die U zoeken, o God Israels! |
Psalm 71:5 | Want Gij zijt mijn Verwachting, Heere, HEERE! mijn Vertrouwen van mijn jeugd aan. |
Psalm 71:16 | Ik zal heengaan in de mogendheden des Heeren HEEREN; ik zal Uw gerechtigheid vermelden, de Uwe alleen. |
Psalm 73:20 | Als een droom na het ontwaken! Als Gij opwaakt, o Heere, [dan] zult Gij hun beeld verachten. |
Psalm 73:28 | Maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te wezen; ik zet mijn betrouwen op den Heere HEERE, om al Uw werken te vertellen. |
Psalm 77:3 | Ten dage mijner benauwdheid zocht ik den Heere; mijn hand was des nachts uitgestrekt, en liet niet af; mijn ziel weigerde getroost te worden. |
Psalm 77:8 | Zal dan de Heere in eeuwigheden verstoten, en voortaan niet meer goedgunstig zijn? |