H168 אֹהֶל
huis, hut, tentwoning, tabernakel, woning, tent
Psalm 78:51 | En Hij sloeg al het eerstgeborene in Egypte, het beginsel der krachten in de tenten van Cham. |
Psalm 78:55 | En Hij verdreef voor hun aangezicht de heidenen, en deed hen vallen in het snoer [hunner] erfenis, en deed de stammen Israels in hun tenten wonen. |
Psalm 78:60 | Dies verliet Hij den tabernakel te Silo, de tent, [die] Hij tot een woning gesteld had onder de mensen. |
Psalm 78:67 | Doch Hij verwierp de tent van Jozef, en den stam van Efraim verkoos Hij niet. |
Psalm 83:7 | De tenten van Edom en der Ismaelieten, Moab en de Hagarenen; |
Psalm 84:11 | Want een dag in Uw voorhoven is beter dan duizend [elders]; ik koos liever aan den dorpel in het huis mijns Gods te wezen, dan lang te wonen in de tenten der goddeloosheid. |
Psalm 91:10 | U zal geen kwaad wedervaren, en geen plage zal uw tent naderen. |
Psalm 106:25 | Maar zij murmureerden in hun tenten; naar de stem des HEEREN hoorden zij niet. |
Psalm 118:15 | In de tenten der rechtvaardigen is een stem des gejuichs en des heils; de rechterhand des HEEREN doet krachtige daden. |
Psalm 120:5 | O, wee mij, dat ik een vreemdeling ben [in] Mesech, dat ik in de tenten Kedars wone. |
Psalm 132:3 | Zo ik in de tent mijns huizes inga, zo ik op de koets van mijn bed klimme! |
Spreuken 14:11 | Het huis der goddelozen zal verdelgd worden; maar de tent der oprechten zal bloeien. |
Hooglied 1:5 | Ik ben zwart, doch liefelijk (gij dochteren van Jeruzalem!), gelijk de tenten van Kedar, gelijk de gordijnen van Salomo. |
Jesaja 16:5 | Want er zal een troon bevestigd worden in goedertierenheid, en op denzelven zal bestendig een zitten in de tent van David, een, die oordeelt en het recht zoekt, en vaardig is ter gerechtigheid. |
Jesaja 33:20 | Schouwt Sion aan, de stad onzer bijeenkomsten; uw ogen zullen Jeruzalem zien, een geruste woonplaats, een tent, die niet ter neder geworpen zal worden, welker pinnen in der eeuwigheid niet zullen uitgetogen worden, en van welker zelen geen verscheurd worden. |
Jesaja 38:12 | Mijn levenstijd is weggetogen, en van mij weggevoerd gelijk eens herders hut; ik heb mijn leven afgesneden, gelijk een wever [zijn web]; Hij zal mij afsnijden, [als] van den drom; van den dag tot den nacht zult Gij mij ten einde gebracht hebben. |
Jesaja 40:22 | Hij is het, Die daar zit boven den kloot der aarde, en derzelver inwoners zijn als sprinkhanen; Hij is het, Die de hemelen uitspant als een dunnen doek, en breidt ze uit als een tent, om te bewonen; |
Jesaja 54:2 | Maak de plaats uwer tenten wijd, en dat men de gordijnen uwer woningen uitbreide, verhinder het niet; maak uw koorden lang, en steek uw pinnen vast in. |
Jeremia 4:20 | Breuk op breuk wordt er uitgeroepen; want het ganse land is verstoord; haastelijk zijn mijn tenten verstoord, mijn gordijnen in een ogenblik! |
Jeremia 6:3 | [Maar] er zullen herders tot haar komen met hun kudden; zij zullen tenten rondom tegen haar opslaan; zij zullen een iegelijk zijn ruimte afweiden. |