Job 1:1 | Er was een man in het land Uz, zijn naam was Job; en dezelve man was oprecht, en vroom, en godvrezende, en wijkende van het kwaad. |
Job 1:5 | Het geschiedde dan, als de dagen der maaltijden omgegaan waren, dat Job henenzond, en hen heiligde en des morgens vroeg opstond, en brandofferen offerde [naar] hun aller getal; want Job zeide: Misschien hebben mijn kinderen gezondigd, en God in hun hart gezegend. Alzo deed Job al die dagen. |
Job 1:8 | En de HEERE zeide tot den satan: Hebt gij [ook] acht geslagen op Mijn knecht Job? Want niemand is op de aarde gelijk hij, een man oprecht en vroom, godvrezende en wijkende van het kwaad. |
Job 1:9 | Toen antwoordde de satan den HEERE, en zeide: Is het om niet, dat Job God vreest? |
Job 1:14 | Dat een bode tot Job kwam, en zeide: De runderen waren ploegende, en de ezelinnen weidende aan hun zijden. |
Job 1:20 | Toen stond Job op, en scheurde zijn mantel, en schoor zijn hoofd, en viel op de aarde, en boog zich neder; |
Job 1:22 | In dit alles zondigde Job niet, en schreef Gode niets ongerijmds toe. |
Job 2:3 | En de HEERE zeide tot den satan: Hebt gij [ook] acht geslagen op Mijn knecht Job? Want niemand is op de aarde gelijk hij, een man, oprecht en vroom, godvrezende en wijkende van het kwaad; en hij houdt nog vast aan zijn oprechtigheid, hoewel gij Mij tegen hem opgehitst hebt, om hem te verslinden zonder oorzaak. |
Job 2:7 | Toen ging de satan uit van het aangezicht des HEEREN, en sloeg Job met boze zweren, van zijn voetzool af tot zijn schedel toe. |
Job 2:10 | Maar hij zeide tot haar: Gij spreekt als een der zottinnen spreekt; ja, zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet. |
Job 2:11 | Als nu de drie vrienden van Job gehoord hadden al dit kwaad, dat over hem gekomen was, kwamen zij, ieder uit zijn plaats, Elifaz, de Themaniet, en Bildad, de Suhiet, en Zofar, de Naamathiet; en zij waren het eens geworden, dat zij kwamen om hem te beklagen, en om hem te vertroosten. |
Job 3:1 | Daarna opende Job zijn mond, en vervloekte zijn dag. |
Job 3:2 | Want Job antwoordde en zeide: |
Job 6:1 | Maar Job antwoordde en zeide: |
Job 9:1 | Maar Job antwoordde en zeide: |
Job 12:1 | Maar Job antwoordde en zeide: |
Job 16:1 | Maar Job antwoordde en zeide: |
Job 19:1 | Maar Job antwoordde en zeide: |
Job 21:1 | Maar Job antwoordde en zeide: |
Job 23:1 | Maar Job antwoordde en zeide: |