H348 אִיזֶבֶל
Izebel

Bijbelteksten

1 Koningen 16:31En het geschiedde (was het een lichte zaak, dat hij wandelde in de zonden van Jerobeam, den zoon van Nebat?), dat hij nog ter vrouwe nam Izebel, de dochter van Eth-Baal, den koning der Sidoniers, en heenging, en diende Baal, en boog zich voor hem.
1 Koningen 18:4Want het geschiedde, als Izebel de profeten des HEEREN uitroeide, dat Obadja honderd profeten nam, en verborg ze bij vijftig man in een spelonk, en onderhield hen met brood en water.
1 Koningen 18:13Is mijn heer niet aangezegd, wat ik gedaan heb, als Izebel de profeten des HEEREN doodde? Dat ik van de profeten des HEEREN honderd man heb verborgen, elk vijftig man in een spelonk, en die met brood en water onderhouden heb?
1 Koningen 18:19Nu dan, zend heen, verzamel tot mij het ganse Israel op den berg Karmel, en de vierhonderd en vijftig profeten van Baal, en de vierhonderd profeten van het bos, die van de tafel van Izebel eten.
1 Koningen 19:1En Achab zeide Izebel aan al wat Elia gedaan had, en allen, die hij gedood had, [te weten] al de profeten, met het zwaard.
1 Koningen 19:2Toen zond Izebel een bode tot Elia, om te zeggen: Zo doen [mij] de goden, en doen zo daartoe, voorzeker, ik zal morgen omtrent dezen tijd uw ziel stellen, als de ziel van een hunner.
1 Koningen 21:5Maar Izebel, zijn huisvrouw, kwam tot hem, en sprak tot hem: Wat is dit, dat uw geest dus gemelijk is, en dat gij geen brood eet?
1 Koningen 21:7Toen zeide Izebel, zijn huisvrouw, tot hem: Zoudt gij nu het koninkrijk over Israel regeren? Sta op, eet brood, en uw hart zij vrolijk; ik zal u den wijngaard van Naboth, den Jizreeliet, geven.
1 Koningen 21:11En de mannen zijner stad, die oudsten en die edelen, die in zijn stad woonden, deden gelijk als Izebel tot hen gezonden had; gelijk als geschreven was in de brieven, die zij tot hen gezonden had.
1 Koningen 21:14Daarna zonden zij tot Izebel, zeggende: Naboth is gestenigd en is dood.
1 Koningen 21:15Het geschiedde nu, toen Izebel hoorde, dat Naboth gestenigd en dood was, dat Izebel tot Achab zeide: Sta op, bezit den wijngaard van Naboth, den Jizreeliet, erfelijk, dien hij u weigerde om geld te geven; want Naboth leeft niet, maar is dood.
1 Koningen 21:23Verder ook over Izebel sprak de HEERE, zeggende: De honden zullen Izebel eten, aan den voorwal van Jizreel.
1 Koningen 21:25Doch er was niemand geweest gelijk Achab, die zichzelven verkocht had, om te doen dat kwaad is in de ogen des HEEREN, dewijl Izebel, zijn huisvrouw, hem ophitste.
2 Koningen 9:7En gij zult het huis van Achab, uw heer, slaan, opdat Ik het bloed van Mijn knechten, de profeten, en het bloed van alle knechten des HEEREN, wreke van de hand van Izebel.
2 Koningen 9:10Ook zullen de honden Izebel eten op het stuk [lands] van Jizreel, en er zal niemand zijn, die [haar] begrave. Toen deed hij de deur open en vlood.
2 Koningen 9:22Het geschiedde nu, als Joram Jehu zag, dat hij zeide: Is het ook vrede, Jehu? Maar hij zeide: Wat vrede, zo lang als de hoererijen van uw moeder Izebel, en haar toverijen zo vele zijn?
2 Koningen 9:30En Jehu kwam te Jizreel. Als Izebel [dat] hoorde, zo blankette zij haar aangezicht, en versierde haar hoofd, en keek ten venster uit.
2 Koningen 9:36Toen kwamen zij weder, en gaven het hem te kennen, en hij zeide: Dit is het woord des HEEREN, dat Hij gesproken heeft door den dienst van Zijn knecht Elia, den Thisbiet, zeggende: Op het stuk [lands] van Jizreel zullen de honden het vlees van Izebel eten.
2 Koningen 9:37En het dode lichaam van Izebel zal zijn gelijk mest op het veld, in het stuk [lands] van Jizreël, dat men niet zal kunnen zeggen: Dit is Izebel.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs