H398 אָכַל
eten, verslinden, verteren, voeden, spijzen
Joel 1:19 | Tot U, o HEERE! roep ik; want een vuur heeft de weiden der woestijn verteerd, en een vlam heeft alle bomen des velds aangestoken. |
Joel 1:20 | Ook schreeuwt elk beest des velds tot U; want de waterstromen zijn uitgedroogd, en een vuur heeft de weiden der woestijn verteerd. |
Joel 2:3 | Voor hetzelve verteert een vuur, en achter hetzelve brandt een vlam; het land is voor hetzelve als een lusthof, maar achter hetzelve een woeste wildernis, en ook is er geen ontkomen van hetzelve. |
Joel 2:5 | Zij zullen daarhenen springen als een gedruis van wagenen, op de hoogten der bergen; als het gedruis ener vuurvlam, die stoppelen verteert; als een machtig volk, dat in slagorde gesteld is. |
Joel 2:25 | Alzo zal Ik ulieden de jaren vergelden, die de sprinkhaan, de kever, en de kruidworm, en de rups heeft afgegeten; Mijn groot heir, dat Ik onder u gezonden heb. |
Joel 2:26 | En gij zult overvloediglijk en tot verzadiging eten, en prijzen den Naam des HEEREN, uw Gods, Die wonderlijk bij u gehandeld heeft; en Mijn volk zal niet beschaamd worden tot in eeuwigheid. |
Amos 1:4 | Daarom zal Ik een vuur in het huis van Hazael zenden, dat zal de paleizen van Benhadad verteren. |
Amos 1:7 | Daarom zal Ik een vuur zenden in den muur van Gaza, dat zal haar paleizen verteren. |
Amos 1:10 | Daarom zal Ik een vuur zenden in den muur van Tyrus, dat zal haar paleizen verteren. |
Amos 1:12 | Daarom zal Ik een vuur zenden in Theman, dat zal de paleizen van Bozra verteren. |
Amos 1:14 | Daarom zal Ik een vuur aansteken in den muur van Rabba, dat zal haar paleizen verteren; met een gejuich ten dage des strijds, met een onweder ten dage des wervelwinds. |
Amos 2:2 | Daarom zal Ik een vuur in Moab zenden, dat zal de paleizen van Kerioth verteren; en Moab zal sterven met groot gedruis, met gejuich, met geluid der bazuin. |
Amos 2:5 | Daarom zal Ik een vuur in Juda zenden, dat zal Jeruzalems paleizen verteren. |
Amos 4:9 | Ik heb ulieden geslagen met brandkoren en met honigdauw; de veelheid uwer hoven, en uwer wijngaarden, en uwer vijgebomen, en uwer olijfbomen at de rups op; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. |
Amos 5:6 | Zoekt den HEERE, en leeft; opdat Hij niet doorbreke [in] het huis van Jozef als een vuur, dat vertere, zodat er niemand zij, die het blusse in Beth-el; |
Amos 6:4 | Die daar liggen op elpenbenen bedsteden, en weelderig zijn op hun koetsen, en eten de lammeren van de kudde, en de kalveren uit het midden van den meststal. |
Amos 7:2 | En het geschiedde, als zij het kruid des lands geheel zouden hebben afgegeten, dat ik zeide: Heere HEERE! vergeef toch; wie zou er [van] Jakob blijven staan; want hij is klein! |
Amos 7:4 | [Wijders] deed mij de Heere HEERE aldus zien; en ziet, de Heere HEERE riep uit, dat Hij wilde twisten met vuur; en het verteerde een groten afgrond, ook verteerde het een stuk lands. |
Amos 7:12 | Daarna zeide Amazia tot Amos: Gij ziener! ga weg, vlied in het land van Juda, en eet aldaar brood, en profeteer aldaar. |
Amos 9:14 | En Ik zal de gevangenis van Mijn volk Israel wenden, en zij zullen de verwoeste steden herbouwen en bewonen, en wijngaarden planten, en derzelver wijn drinken; en zij zullen hoven maken, en derzelver vrucht eten. |