H926 בָּהַל
verschrikken, verbaasd zijn, beroerd w/z, verschrikt zijn/worden, zich haasten, verschrikt staan

Bijbelteksten

Genesis 45:3En Jozef zeide tot zijn broederen: Ik ben Jozef! leeft mijn vader nog? En zijn broeders konden hem niet antwoorden; want zij waren verschrikt voor zijn aangezicht.
Exodus 15:15Dan zullen de vorsten van Edom verbaasd wezen; beving zal de machtigen der Moabieten bevangen; al de ingezetenen van Kanaan zullen versmelten!
Richteren 20:41En de mannen van Israel keerden zich om; en de mannen van Benjamin werden verbaasd, want zij zagen, dat het kwaad hen treffen zou.
1 Samuel 28:21De vrouw nu kwam tot Saul, en zag, dat hij zeer verbaasd was; en zij zeide tot hem: Zie, uw dienstmaagd heeft naar uw stem gehoord, en ik heb mijn ziel in mijn hand gesteld, en ik heb uw woorden gehoord, die gij tot mij gesproken hebt.
2 Samuel 4:1Als nu Sauls zoon hoorde, dat Abner te Hebron gestorven was, werden zijn handen slap, en gans Israël werd verschrikt.
2 Kronieken 26:20Alstoen zag de hoofdpriester Azaria op hem, en al de priesteren, en ziet, hij was melaats aan zijn voorhoofd, en zij stieten hem met der haast van daar, ja hij zelf werd ook gedreven uit te gaan, omdat de HEERE hem geplaagd had.
2 Kronieken 32:18En zij riepen met luider stem, in het Joods, tegen het volk van Jeruzalem, dat op den muur was, om die bevreesd te maken en die te beroeren, opdat zij de stad mochten innemen.
2 Kronieken 35:21Toen zond [hij] boden tot hem, zeggende: Wat heb ik met u te doen, gij, koning van Juda? Wat u aangaat, ik ben heden tegen u niet, maar tegen een huis, dat oorlog voert tegen mij; en God heeft gezegd, dat ik mij haasten zou; houd u af van God, Die met mij is, opdat Hij u niet verderve.
Esther 2:9En die jonge dochter was schoon in zijn ogen, en zij verkreeg gunst voor zijn aangezicht; daarom haastte hij met haar versierselen en met haar delen haar te geven, en zeven aanzienlijke jonge dochters haar te geven uit het huis des konings; en hij verplaatste haar en haar jonge dochters naar het beste van het huis der vrouwen.
Esther 6:14Toen zij nog met hem spraken, zo kwamen des konings kamerlingen nabij, en zij haastten Haman tot den maaltijd te brengen, dien Esther bereid had.
Esther 8:14De lopers, die op snelle kemelen reden [en] op muildieren, togen snellijk uit, aangedreven zijnde door het woord des konings. Deze wet nu werd gegeven op den burg Susan.
Job 4:5Maar nu komt het aan u, en gij zijt verdrietig; het raakt tot u, en gij wordt beroerd.
Job 21:6Ja, wanneer ik [daaraan] gedenk, zo word ik beroerd, en mijn vlees heeft een gruwen gevat.
Job 22:10Daarom zijn strikken rondom u, en vervaardheid heeft u haastelijk beroerd.
Job 23:15Hierom word ik voor Zijn aangezicht beroerd; aanmerk het, en vrees voor Hem;
Job 23:16Want God heeft mijn hart week gemaakt, en de Almachtige heeft mij beroerd;
Psalm 2:5Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, en in Zijn grimmigheid zal Hij hen verschrikken.
Psalm 6:3Wees mij genadig, HEERE, want ik ben verzwakt; genees mij, HEERE, want mijn beenderen zijn verschrikt.
Psalm 6:4Ja, mijn ziel is zeer verschrikt; en Gij, HEERE, hoe lange?
Psalm 6:11Al mijn vijanden zullen zeer beschaamd en verbaasd worden; zij zullen terugkeren, zij zullen in een ogenblik beschaamd worden.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel