H1331 בְּתוּלִים
maagd, maagdelijkheid, maagdelijke, maagdom

Bijbelteksten

Leviticus 21:13Hij zal ook een vrouw in haar maagdom nemen.
Deuteronomium 22:14En haar oorzaak van naspraak zal opleggen, en een kwaden naam over haar uitbrengen, en zeggen: Deze vrouw heb ik genomen, en ben tot haar genaderd, maar heb den maagdom aan haar niet gevonden;
Deuteronomium 22:15Dan zullen de vader van deze jonge dochter en haar moeder nemen, en tot de oudsten der stad aan de poort uitbrengen, den maagdom dezer jonge vrouw.
Deuteronomium 22:17En ziet, hij heeft oorzaak van opspraak gegeven, zeggende: Ik heb den maagdom aan uw dochter niet gevonden; dit nu is de maagdom mijner dochter. En zij zullen het kleed voor het aangezicht van de oudsten der stad uitbreiden.
Deuteronomium 22:20Maar indien ditzelve woord waarachtig is, [dat] de maagdom aan de jonge dochter niet gevonden is;
Richteren 11:37Voorts zeide zij tot haar vader: Laat deze zaak aan mij geschieden: Laat twee maanden van mij af, dat ik heenga, en ga tot de bergen, en bewene mijn maagdom, ik en mijn gezellinnen.
Richteren 11:38En hij zeide: Ga heen; en hij liet haar twee maanden gaan. Toen ging zij heen met haar gezellinnen, en beweende haar maagdom op de bergen.
Ezechiel 23:3Dezen hoereerden in Egypte; in haar jeugd hoereerden zij; daar werden haar borsten gedrukt, en daar werden de tepelen haars maagdoms betast.
Ezechiel 23:8Zij verliet ook haar hoererijen niet, [gebracht] uit Egypte; want zij hadden bij haar in haar jeugd gelegen, en zij hadden de tepelen haars maagdoms betast, en zij hadden hun hoererij over haar uitgestort.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel