H1576 גְּמוּל
werk, vergelding, beloning

Bijbelteksten

Richteren 9:16Alzo nu, indien gij het in waarheid en oprechtheid gedaan hebt, dat gij Abimelech koning gemaakt hebt, en indien gij welgedaan hebt bij Jerubbaal en bij zijn huis, en indien gij hem naar de verdienste zijner handen gedaan hebt.
2 Kronieken 32:25Maar Jehizkia deed gene vergelding, naar de weldaad aan hem geschied, dewijl zijn hart verheven werd; daarom werd over hem, en over Juda en Jeruzalem, een grote toornigheid.
Psalm 28:4Geef hun naar hun doen, en naar de boosheid hunner handelingen; geef hun naar hunner handen werk; doe hun vergelding tot hen wederkeren.
Psalm 94:2Gij, Rechter der aarde! verhef U; breng vergelding weder over de hovaardigen.
Psalm 103:2Loof den HEERE, mijn ziel, en vergeet geen van Zijn weldaden;
Psalm 137:8O dochter van Babel! die verwoest zult worden, welgelukzalig zal hij zijn, die u uw misdaad vergelden zal, die gij aan ons misdaan hebt.
Spreuken 12:14Een ieder wordt van de vrucht des monds met goed verzadigd; en de vergelding van des mensen handen zal hij tot zich wederbrengen.
Spreuken 19:17Die zich des armen ontfermt, leent den HEERE, en Hij zal hem zijn weldaad vergelden.
Jesaja 3:11Wee den goddeloze, het zal [hem] kwalijk gaan, want de vergelding zijner handen zal hem geschieden.
Jesaja 35:4Zegt den onbedachtzamen van harte: Weest sterk, en vreest niet; ziet, ulieder God zal [ter] wrake komen [met] de vergelding Gods. Hij zal komen en ulieden verlossen.
Jesaja 59:18Even naar de werken, even daarnaar zal Hij vergelden, grimmigheid aan Zijn wederpartijders, vergelding aan Zijn vijanden; den eilanden zal Hij [het] loon vergelden.
Jesaja 66:6Er zal een stem van een groot rumoer uit de stad zijn, een stem uit den tempel, de stem des HEEREN, Die Zijn vijanden de verdiensten vergeldt.
Jeremia 51:6Vliedt uit het midden van Babel, en redt, een iegelijk zijn ziel; wordt niet uitgeroeid in haar ongerechtigheid; want dit is de tijd der wraak des HEEREN, Die haar de verdienste betaalt.
Klaagliederen 3:64[Thau.] HEERE! geef hun weder die vergelding, naar het werk hunner handen.
Joel 3:4En ook, wat hebt gij met Mij te doen, gij Tyrus en Sidon, en alle grenzen van Palestina! Zoudt gij Mij een vergelding wedergeven? Maar zo gij Mij wilt vergelden, lichtelijk, haastelijk, zal Ik uw vergelding op uw hoofd wederbrengen.
Joel 3:7Ziet, Ik zal ze opwekken uit de plaats, waarhenen gij ze hebt verkocht; en Ik zal uw vergelding wederbrengen op uw hoofd.
Obadja 1:15Want de dag des HEEREN is nabij, over al de heidenen; gelijk als gij gedaan hebt, zal u gedaan worden; uw vergelding zal op uw hoofd wederkeren.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken