H2388 חָזַק
herstellen, versterken, sterk zijn/worden, verbeteren, sterk, bezig zijn (met herstellingswerk), ste
Nehemia 3:14 | De Mistpoort nu verbeterde Malchia, de zoon van Rechab, overste van het deel Beth-cherem; hij bouwde ze, en richtte haar deuren op, [met] haar sloten en haar grendelen. |
Nehemia 3:15 | En de Fonteinpoort verbeterde Sallum, de zoon van Kol-hoze, overste van het deel van Mizpa; hij bouwde ze, en overdekte ze, en richtte haar deuren op, [met] haar sloten en haar grendelen; daartoe den muur des vijvers Schelah bij des konings hof, en tot aan de trappen, die afgaan van Davids stad. |
Nehemia 3:16 | Na hem verbeterde Nehemia, de zoon van Azbuk, overste van het halve deel van Beth-zur, tot tegenover Davids graven, en tot aan den gemaakten vijver, en tot aan het huis der helden. |
Nehemia 3:17 | Na hem verbeterden de Levieten, Rehum, de zoon van Bani; aan zijn hand verbeterde Hasabja, de overste van het halve deel van Kehila, in zijn deel. |
Nehemia 3:18 | Na hem verbeterden hun broederen, Bavai, de zoon van Henadad, de overste van het [andere] halve deel van Kehila. |
Nehemia 3:19 | Aan zijn hand verbeterde Ezer, de zoon van Jesua, de overste van Mizpa, een andere maat; tegenover den opgang naar het wapenhuis, aan den hoek. |
Nehemia 3:20 | Na hem verbeterde zeer vuriglijk Baruch, de zoon van Zabbai, een andere maat; van den hoek tot aan de deur van het huis van Eljasib, den hogepriester. |
Nehemia 3:21 | Na hem verbeterde Meremoth, de zoon van Uria, den zoon van Koz, een andere maat; van de huisdeur van Eljasib af, tot aan het einde van Eljasibs huis. |
Nehemia 3:22 | En na hem verbeterden de priesteren, wonende in de vlakke velden. |
Nehemia 3:23 | Daarna verbeterden Benjamin, en Hassub, tegenover hun huis; na hem verbeterde Azaria, de zoon van Maaseja, den zoon van Hananja, bij zijn huis. |
Nehemia 3:24 | Na hem verbeterde Binnui, de zoon van Henadad, een andere maat; van het huis van Azarja tot aan den hoek en tot aan het punt; |
Nehemia 3:27 | Daarna verbeterden de Thekoieten een andere maat; tegenover den groten uitstekenden toren, en tot aan den muur van Ofel. |
Nehemia 3:28 | Van boven de Paardenpoort verbeterden de priesteren, een iegelijk tegenover zijn huis. |
Nehemia 3:29 | Daarna verbeterde Zadok, de zoon van Immer, tegenover zijn huis. En na hem verbeterde Semaja, de zoon van Sechanja, de bewaarder van de Oostpoort. |
Nehemia 3:30 | Na hem verbeterden Hananja, de zoon van Selemja, en Hanun, de zoon van Zalaf, de zesde, een andere maat. Na hem verbeterde Mesullam, de zoon van Berechja, tegenover zijn kamer. |
Nehemia 3:31 | Na hem verbeterde Malchia, de zoon eens goudsmids, tot aan het huis der Nethinim en der kruideniers, tegenover de poort van Mifkad, en tot de opperzaal van het punt. |
Nehemia 3:32 | En tussen de opperzaal van het punt tot de Schaapspoort toe, verbeterden de goudsmeden en de kruideniers. |
Nehemia 4:16 | En het geschiedde van dien dag af, dat de helft mijner jongens doende waren aan het werk, en de helft van hen hielden de spiesen, en de schilden, en de bogen, en de pantsiers; en de oversten waren achter het ganse huis van Juda. |
Nehemia 4:17 | Die aan den muur bouwden, en die den last droegen, [en] die oplaadden, waren een ieder met zijn ene hand doende aan het werk, en de andere hield het geweer. |
Nehemia 4:21 | Alzo waren wij doende aan het werk; en de helft van hen hielden de spiesen, van het opgaan des dageraads tot het voortkomen der sterren toe. |