H2490 חָלַל
ontwijden, doorboren, beginnen, fluitspelen
Genesis 4:26 | En denzelven Seth werd ook een zoon geboren, en hij noemde zijn naam Enos. Toen begon men den Naam des HEEREN aan te roepen. |
Genesis 6:1 | En het geschiedde, als de mensen op den aardbodem begonnen te vermenigvuldigen, en hun dochters geboren werden, |
Genesis 9:20 | En Noach begon een akkerman te zijn, en hij plantte een wijngaard. |
Genesis 10:8 | En Cusch gewon Nimrod; deze begon geweldig te zijn op de aarde. |
Genesis 11:6 | En de HEERE zeide: Ziet, zij zijn enerlei volk, en hebben allen enerlei spraak; en dit is het, dat zij beginnen te maken; maar nu, zoude hun niet afgesneden worden al wat zij bedacht hebben te maken? |
Genesis 41:54 | En de zeven jaren des hongers begonnen aan te komen, gelijk als Jozef gezegd had. En er was honger in al de landen; maar in gans Egypteland was brood. |
Genesis 44:12 | En hij doorzocht, beginnende met den grootste, en voleindigende met den kleinste; en die beker werd gevonden in den zak van Benjamin. |
Genesis 49:4 | Snelle afloop als der wateren, gij zult de voortreffelijkste niet zijn! want gij hebt uws vaders leger beklommen; toen hebt gij [het] geschonden; hij heeft mijn bed beklommen! |
Exodus 20:25 | Maar indien gij Mij een stenen altaar zult maken, zo zult gij dit niet bouwen van gehouwen [steen]; zo gij uw houwijzer daarover verheft, zo zult gij het ontheiligen. |
Exodus 31:14 | Onderhoudt dan den sabbat, dewijl hij ulieden heilig is! Wie hem ontheiligt, zal zekerlijk gedood worden; want een ieder, die op denzelven [enig] werk doet, die ziel zal uitgeroeid worden uit het midden harer volken. |
Leviticus 18:21 | En van uw zaad zult gij niet geven, om voor den Molech door het [vuur] te doen gaan; en den Naam uws Gods zult gij niet ontheiligen; Ik ben de HEERE! |
Leviticus 19:8 | En zo wie dat eet, zal zijn ongerechtigheid dragen, omdat hij het heilige des HEEREN ontheiligd heeft; daarom zal dezelve ziel, uit haar volken uitgeroeid worden. |
Leviticus 19:12 | Gij zult niet valselijk bij Mijn Naam zweren; want gij zoudt den Naam uws Gods ontheiligen; Ik ben de HEERE. |
Leviticus 19:29 | Gij zult uw dochter niet ontheiligen, haar ter hoererij houdende; opdat het land niet hoerere, en het land met schandelijke daden vervuld worde. |
Leviticus 20:3 | En Ik zal Mijn aangezicht tegen dien man zetten, en zal hem uit het midden zijns volks uitroeien; want hij heeft van zijn zaad den Molech gegeven, opdat hij Mijn heiligdom ontreinigen, en Mijn heiligen Naam ontheiligen zou. |
Leviticus 21:4 | Hij zal zich niet verontreinigen [over] een overste onder zijn volken, om zich te ontheiligen. |
Leviticus 21:6 | Zij zullen hun God heilig zijn, en den Naam huns Gods zullen zij niet ontheiligen; want zij offeren de vuurofferen des HEEREN, de spijze huns Gods; daarom zullen zij heilig zijn. |
Leviticus 21:9 | Als nu de dochter van enigen priester zal beginnen te hoereren, zij ontheiligt haar vader; met vuur zal zij verbrand worden. |
Leviticus 21:12 | En uit het heiligdom zal hij niet uitgaan, dat hij het heiligdom zijns Gods niet ontheilige, want de kroon der zalfolie zijns Gods is op hem; Ik ben de HEERE! |
Leviticus 21:15 | En hij zal zijn zaad onder zijn volken niet ontheiligen; want Ik ben de HEERE, Die hem heilige! |