H5081 נָדִיב
willing, prince, free, nobles, liberal
Exodus 35:5 | Neemt van hetgeen, dat gijlieden hebt, een hefoffer den HEERE; een ieder, wiens hart vrijwillig is, zal het brengen, ten hefoffer des HEEREN: goud, en zilver, en koper; |
Exodus 35:22 | Zo kwamen dan de mannen met de vrouwen, alle vrijwilligen van hart; zij brachten haken, en oorsierselen, en ringen, en spanselen, alle gouden vaten; en alle man, die een gouden beweegoffer den HEERE offerde, |
Numeri 21:18 | Gij put, dien de vorsten gegraven hebben, dien de edelen des volks gedolven hebben, door den wetgever, met hun staven.) En van de woestijn [reisden zij] naar Mattana; |
1 Samuel 2:8 | Hij verheft den geringe uit het stof, [en] den nooddruftige verhoogt Hij uit den drek, om te doen zitten bij de vorsten, dat Hij hen den stoel der ere doe beerven; want de grondvesten des aardrijks zijn des HEEREN, en Hij heeft de wereld daarop gezet. |
1 Kronieken 28:21 | En zie, daar zijn de verdelingen der priesteren en der Levieten, tot allen dienst van het huis Gods; en bij u zijn tot alle werk allerlei vrijwilligen, met wijsheid tot allen dienst, ook de vorsten, en het ganse volk, [bereid] tot al uw bevelen. |
2 Kronieken 29:31 | En Jehizkia antwoordde en zeide: Nu hebt gij uw handen den HEERE gevuld, treedt toe, en brengt slachtofferen en lofofferen tot het huis des HEEREN; en de gemeente bracht slachtofferen en lofofferen, en alle vrijwilligen van harte brandofferen. |
Job 12:21 | Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. |
Job 21:28 | Want gij zult zeggen: Waar is het huis van den prins, en waar is de tent van de woningen der goddelozen? |
Job 34:18 | Zou men tot een koning zeggen: Gij Belial; tot de prinsen: Gij goddelozen! |
Psalm 47:10 | De edelen der volken zijn verzameld [tot] het volk van den God van Abraham; want de schilden der aarde zijn Godes. Hij is zeer verheven! |
Psalm 51:14 | Geef mij weder de vreugde Uws heils; en de vrijmoedige geest ondersteune mij. |
Psalm 83:12 | Maak hen [en] hun prinsen als Oreb en als Zeeb, en al hun vorsten als Zebah en als Zalmuna; |
Psalm 107:40 | Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. |
Psalm 113:8 | Om te doen zitten bij de prinsen, bij de prinsen Zijns volks. |
Psalm 118:9 | Het is beter tot den HEERE toevlucht te nemen, dan op prinsen te vertrouwen. |
Psalm 146:3 | Vertrouwt niet op prinsen, op des mensen kind, bij hetwelk geen heil is. |
Spreuken 8:16 | Door Mij heersen de heersers, en de prinsen, al de rechters der aarde. |
Spreuken 17:7 | Een voortreffelijke lip past een dwaze niet, veelmin een prins een leugenachtige lip. |
Spreuken 17:26 | Het is niet goed, den rechtvaardige ook te doen boeten, dat de prinsen [iemand] slaan zouden om hetgeen recht is. |
Spreuken 19:6 | Velen smeken het aangezicht des prinsen; en een ieder is een vriend desgenen, die giften geeft. |