Genesis 18:6 | En Abraham haastte zich naar de tent tot Sara, en hij zeide: Haast u; kneed drie maten meelbloem, en maak koeken. |
Exodus 12:39 | En zij bakten van het deeg, dat zij uit Egypte gebracht hadden, ongezuurde koeken; want het was niet gedesemd; overmits zij uit Egypte uitgedreven werden, zodat zij niet vertoeven konden, noch ook tering voor zich bereiden. |
Numeri 11:8 | Het volk liep hier en daar, en verzamelde [het], en maalde het met molens, of stiet het in mortieren, en zood het in potten, en maakte daarvan koeken; en zijn smaak was als de smaak van de beste vochtigheid der olie. |
1 Koningen 17:13 | En Elia zeide tot haar: Vrees niet, ga heen, doe naar uw woord; maar maak mij vooreerst een kleinen koek daarvan, en breng mij dien hier uit; doch voor u en uw zoon zult gij daarna [wat] maken. |
1 Koningen 19:6 | En hij zag om, en ziet, aan zijn hoofdeinde was een koek op de kolen gebakken, en een fles met water; alzo at hij, en dronk, en legde zich wederom neder. |
Ezechiel 4:12 | En gij zult een gerstekoek eten, en dien zult gij met drek van des mensen afgang bakken voor hun ogen. |
Hosea 7:8 | Efraim, die verwart zich met de volken; Efraim is een koek, die niet is omgekeerd; |