Hosea 2:7 | Zij bekent toch niet, dat Ik haar het koren, en den most, en de olie gegeven heb, en haar het zilver en goud vermenigvuldigd heb, [dat] zij tot den Baal gebruikt hebben. |
Hosea 6:4 | Wat zal Ik u doen, o Efraim! wat zal Ik u doen, o Juda! dewijl uw weldadigheid is als een morgenwolk, en als een vroegkomende dauw, die henengaat. |
Hosea 6:9 | Gelijk de benden der straatschenders op iemand wachten, [alzo] is het gezelschap der priesteren; zij moorden [op] den weg naar Sichem, waarlijk, zij doen schandelijke daden. |
Hosea 8:4 | Zij hebben koningen gemaakt, maar niet uit Mij; zij hebben vorsten gesteld, maar Ik heb het niet gekend; van hun zilver en hun goud hebben zij voor zichzelven afgoden gemaakt, opdat zij uitgeroeid worden. |
Hosea 8:6 | Want dat is ook uit Israel; een werkmeester heeft het gemaakt, en het is geen God, maar het zal [tot] stukken worden, het kalf van Samaria. |
Hosea 8:7 | Want zij hebben wind gezaaid, en zullen een wervelwind maaien; het zal geen staande koren hebben, het uitspruitsel zal geen meel maken; of het misschien maakte, vreemden zullen het verslinden. |
Hosea 8:14 | Want Israel heeft zijn Maker vergeten, en tempelen gebouwd, en Juda heeft vaste steden vermenigvuldigd; maar Ik zal een vuur zenden in zijn steden, dat zal haar paleizen verteren. |
Hosea 9:5 | Wat zult gijlieden [dan] doen op een gezetten hoogtijdsdag, en op een feestdag des HEEREN? |
Hosea 10:3 | Want nu zullen zij zeggen: Wij hebben geen koning; want wij hebben den HEERE niet gevreesd; wat zou ons dan een koning doen? |
Hosea 10:15 | Alzo heeft Beth-el ulieden gedaan, vanwege de boosheid uwer boosheid; Israels koning is in den dageraad ten enenmale uitgeroeid. |
Hosea 11:9 | Ik zal de hittigheid Mijns toorns niet uitvoeren; Ik zal niet wederkeren om Efraim te verderven; want Ik ben God en geen mens, de Heilige in het midden van u, en Ik zal in de stad niet komen. |
Hosea 13:2 | En nu zijn zij voortgevaren te zondigen, en hebben zich van hun zilver een gegoten beeld gemaakt, afgoden naar hun verstand, die altemaal smedenwerk zijn; waarvan zij [nochtans] zeggen: De mensen, die offeren, zullen de kalveren kussen. |
Joel 2:11 | En de HEERE verheft Zijn stem voor Zijn heir henen; want Zijn leger is zeer groot, want Hij is machtig, doende Zijn woord; want de dag des HEEREN is groot en zeer vreselijk, en wie zal hem verdragen? |
Joel 2:20 | En Ik zal dien van het noorden verre van ulieden doen vertrekken, en hem wegdrijven in een dor en woest land, zijn aangezicht naar de Oostzee, en zijn einde naar de achterste zee; en zijn stank zal opgaan, en zijn vuiligheid zal opgaan; want hij heeft grote dingen gedaan. |
Joel 2:21 | Vrees niet, o land! verheug u, en wees blijde; want de HEERE heeft grote dingen gedaan. |
Joel 2:26 | En gij zult overvloediglijk en tot verzadiging eten, en prijzen den Naam des HEEREN, uw Gods, Die wonderlijk bij u gehandeld heeft; en Mijn volk zal niet beschaamd worden tot in eeuwigheid. |
Amos 3:6 | Zal de bazuin in de stad geblazen worden, dat het volk niet siddere? zal er een kwaad in de stad zijn, dat de HEERE niet doet? |
Amos 3:7 | Gewisselijk, de Heere HEERE zal geen ding doen, tenzij Hij Zijn verborgenheid aan Zijn knechten, de profeten, geopenbaard hebbe. |
Amos 3:10 | Want zij weten niet te doen, dat recht is, spreekt de HEERE; die in hun paleizen schatten vergaderen [door] geweld en verstoring. |
Amos 4:12 | Daarom zal Ik u alzo doen, o Israel! omdat Ik u [dan] dit doen zal, zo schik u, o Israel! om uw God te ontmoeten. |