H6475 פָּצָה
utter, deliver, open, rid, gaped
Genesis 4:11 | En nu zijt gij vervloekt van den aardbodem, die zijn mond heeft opengedaan, om uws broeders bloed van uw hand te ontvangen. |
Numeri 16:30 | Maar indien de HEERE wat nieuws zal scheppen, en het aardrijk zijn mond zal opendoen, en verslinden hen met alles wat hunner is, en zij levend ter helle zullen nedervaren; alsdan zult gij bekennen, dat deze mannen de HEERE getergd hebben. |
Deuteronomium 11:6 | Daarboven, wat Hij gedaan heeft aan Dathan, en aan Abiram, zonen van Eliab, den zoon van Ruben; hoe de aarde haar mond opendeed, en hen verslond met hun huisgezinnen, en hun tenten, ja, al wat bestond, dat hun aanging, in het midden van gans Israel. |
Richteren 11:35 | En het geschiedde, als hij haar zag, zo verscheurde hij zijn klederen, en zeide: Ach mijn dochter! gij hebt mij ganselijk nedergebogen, en gij zijt onder degenen, die mij beroeren; want ik heb mijn mond opengedaan tot den HEERE, en ik zal niet kunnen teruggaan. |
Richteren 11:36 | En zij zeide tot hem: Mijn vader! hebt gij uw mond opengedaan tot den HEERE, doe mij, gelijk als uit uw mond gegaan is; naardien u de HEERE volkomene wraak gegeven heeft van uw vijanden, van de kinderen Ammons. |
Job 35:16 | Zo heeft Job in ijdelheid zijn mond geopend, [en] zonder wetenschap woorden vermenigvuldigd. |
Psalm 22:14 | Zij hebben hun mond tegen mij opgesperd, [als] een verscheurende en brullende leeuw. |
Psalm 66:14 | Die mijn lippen hebben geuit, en mijn mond heeft uitgesproken, als mij bange was. |
Psalm 144:7 | Steek Uw handen van de hoogte uit; ontzet mij, en ruk mij uit de grote wateren, uit de hand der vreemden; |
Psalm 144:10 | Gij, die den koningen overwinning geeft, Die Zijn knecht David ontzet van het boze zwaard; |
Psalm 144:11 | Ontzet mij en red mij van de hand der vreemden, welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid; |
Jesaja 10:14 | En mijn hand heeft gevonden het vermogen der volken, als een nest, en ik heb het ganse aardrijk samengeraapt, gelijk men de eieren die verlaten zijn, samenraapt; en er is niemand geweest, die een vleugel verroerde, of den bek opendeed, of piepte. |
Klaagliederen 2:16 | [Pe.] Al uw vijanden sperren hun mond op over u, zij fluiten en knersen met de tanden, zij zeggen: Wij hebben haar verslonden; dit is immers de dag, dien wij verwacht hebben, wij hebben [hem] gevonden, wij hebben [hem] gezien. |
Klaagliederen 3:46 | [Pe.] Al onze vijanden hebben hun mond tegen ons opgesperd. |
Ezechiel 2:8 | Doch gij, mensenkind, hoor hetgeen Ik tot u spreek; wees gij niet wederspannig, gelijk dat wederspannig huis; open uw mond, en eet, wat Ik u geef. |