H6529 פְּרִי
vrucht

Bijbelteksten

Psalm 72:16Is er een hand vol koren in het land op de hoogte der bergen, de vrucht daarvan zal ruisen als de Libanon; en die van de stad zullen bloeien als het kruid der aarde.
Psalm 104:13Hij drenkt de bergen uit Zijn opperzalen; de aarde wordt verzadigd van de vrucht Uwer werken.
Psalm 105:35Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landouwe op.
Psalm 107:34Het vruchtbaar land tot zouten [grond], om de boosheid dergenen, die daarin wonen.
Psalm 107:37En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen.
Psalm 127:3Ziet, de kinderen zijn een erfdeel des HEEREN; des buiks vrucht is een beloning.
Psalm 132:11De HEERE heeft David de waarheid gezworen, waarvan Hij niet wijken zal, [zeggende:] Van de vrucht uws buiks zal Ik op uw troon zetten.
Psalm 148:9Gij bergen en alle heuvelen; vruchtbomen en alle cederbomen!
Spreuken 1:31Zo zullen zij eten van de vrucht van hun weg, en zich verzadigen met hun raadslagen.
Spreuken 8:19Mijn vrucht is beter dan uitgegraven goud, en dan dicht goud; en Mijn inkomen dan uitgelezen zilver.
Spreuken 11:30De vrucht des rechtvaardigen is een boom des levens; en wie zielen vangt, is wijs.
Spreuken 12:14Een ieder wordt van de vrucht des monds met goed verzadigd; en de vergelding van des mensen handen zal hij tot zich wederbrengen.
Spreuken 13:2Een ieder zal van de vrucht des monds het goede eten; maar de ziel der trouwelozen het geweld.
Spreuken 18:20Van de vrucht van ieders mond zal zijn buik verzadigd worden; hij zal verzadigd worden van de inkomst zijner lippen.
Spreuken 18:21Dood en leven zijn in het geweld der tong; en een ieder, die ze liefheeft, zal haar vrucht eten.
Spreuken 27:18Die den vijgeboom bewaart, zal zijn vrucht eten; en die zijn heer waarneemt, zal geeerd worden.
Spreuken 31:16[Zain.] Zij denkt om een akker, en krijgt hem; van de vrucht harer handen plant zij een wijngaard.
Spreuken 31:31[Thau.] Geef haar van de vrucht harer handen, en laat haar werken haar prijzen in de poorten.
Prediker 2:5Ik maakte mij hoven en lusthoven, en ik plantte bomen in dezelve, van allerlei vrucht.
Hooglied 2:3Als een appelboom onder de bomen des wouds, zo is mijn Liefste onder de zonen; ik heb groten lust in Zijn schaduw, en zit er [onder], en Zijn vrucht is mijn gehemelte zoet.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel